Waarom heeft God de wereld vernietigd?

Of was u vergeten dat God de wereld heeft vernietigd? “Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water” (2 Petrus 3:5, 6).

Sommigen vergeten de zondvloed opzettelijk om niet aan het nakende oordeel te moeten denken: “Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen” (2 Petrus 3:7).

Waarom heeft God de mensen weggevaagd?

“Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb” (Genesis 6:5-7).

“De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven. Toen zeide God tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen” (Genesis 6:11-13).

Wat leren wij van de zondaars die in de zondvloed zijn omgekomen?

Hoe was de maatschappij? Hoe zijn de mensen zo slecht geworden? Waren er uitzonderingen? Was er een oplossing voor hun zonden? Is onze wereld beter? Is er een oplossing voor onze zonden?


Hoe was de maatschappij?

Technologisch was de maatschappij nogal gevorderd. De hoge ouderdom van de mens stelde hem in staat om vaardigheden te ontwikkelen en aan meerdere geslachten door te geven. Kaïn stichtte een stad (Genesis 4:17); Jubal speelde de citer en de fluit (Genesis 4:21); Tubal-Kaïn bewerkte koper en ijzer (Genesis 4:22). Noach bouwde een boot met drie dekken die een grote lading kon dragen (Genesis 6:14-16) en die voor vijf maanden bleef drijven (Genesis 7:11, 24; 8:4).

De mensen voor de zondvloed leefden ongeveer 900 jaar, dus fysiologisch waren zij veel beter dan de moderne mens. Dat deze jaren met de onze overeenkwamen is duidelijk uit de vermelding: “In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend” (Genesis 7:11). “En in de zevende maand, op de zeventiende dag der maand, bleef de ark vastzitten op het gebergte van Ararat” (Genesis 8:4). Deze periode van precies vijf maanden wordt ook 150 dagen genoemd (Genesis 7:24), dus vijf maanden van dertig dagen.

Voor de zondvloed waren er mensen met een fysiek dat veel beter was dan wat wij hebben. “De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam” (Genesis 6:4).

De arts, Philippe Charles Schmerling (van Oostenrijkse afkomst maar in Nederland geboren), die in 1829 te Engis, België de eerste menselijke schedel vond, van de type die later Neanderthaler genoemd werd, geloofde dat hij beenderen van mensen van voor de zondvloed had gevonden (Recherches sur les ossemens fossiles découverts dans les cavernes de la province de Liége, 1833-1834).

Dit is mogelijk aangezien het skelet van Neanderthalers aangeeft dat deze mensen veel sterker en beter gespierd waren dan de moderne mens.

Sommige tekenaars beelden de Neanderthalers graag af als domme holbewoners, maar hier is een wetenschappelijke reconstructie van de schedel van een Neanderthaler meisje die door Elisabeth Daynes werd gemaakt.

Dus, ten tijde van de zondvloed hadden de mensen een maatschappij opgebouwd die op technisch gebied betrekkelijk gevorderd was, en de mensen waren fysiologisch veel beter dan de moderne mens. Wat was dan het probleem? Waarom heeft God besloten hen te vernietigen?

Zonde was het probleem! De boosheid van de mens was groot “en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was” (Genesis 6:5) en “door hun schuld” was de aarde vol geweldenarij (Genesis 6:11).


Hoe zijn de mensen zo slecht geworden?

Wij weten weinig over de maatschappij voor de zondvloed, maar bepaalde bijdragende omstandigheden worden genoemd.


De lange leeftijd was nadelig.

Salomo zei: “Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen” (Prediker 8:11).

Ten tijde van de zondvloed verminderde God de levensjaren van de mens van 900 tot 120 jaar. “En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn” (Genesis 6:3).

Toen Farao Jakob vroeg “Hoe groot is het getal van uw levensjaren?” antwoordde hij: “Het getal der jaren mijner vreemdelingschap is honderd en dertig; weinig in getal en kwaad zijn al mijn levensjaren geweest, en zij hebben niet bereikt het getal der levensjaren van mijn vaderen in de dagen hunner vreemdelingschap” (Genesis 47:8, 9).

Toen de Psalmen werden geschreven, waren de levensjaren van de mens tot 70 jaar gedaald: “De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren” (Psalm 90:10).

De lange levensjaren van de mensen die voor de zondvloed leefden maakten het hun gemakkelijker te vergeten dat God hen voor hun zonden zou straffen.


De mensen namen zelf wraak.

Toen Kaïn Abel doodde, heeft God Kaïn niet terechtgesteld. Een vloek werd op hem geplaatst: de grond zou zijn volle opbrengst niet meer geven en hij zou een vluchteling zijn (Genesis 4:11-14). Maar God heeft bevolen dat Kaïn niet gedood mocht worden: “ieder, die Kaïn doodt, zal zevenvoudig boeten” (Genesis 4:15).

Dit werd door Lamech, een nakomeling van Kaïn in het vijfde geslacht, verkeerd toegepast. Hij was trots een gewelddadige mens te zijn: “Ik sloeg een man dood om mijn wonde, een knaap om mijn striem; want Kaïn wordt zevenvoudig gewroken, maar Lamech zevenenzeventig maal!" (Genesis 4:23, 24).

Gods waarschuwing om geweld te vermijden, werd door Lamech misbruikt om geweld goed te praten.

Vergelding is Gods voorrecht, die niet aan de mens toekomt: “Mij komt de wraak toe en de vergelding tegen de tijd, dat hun voet zal wankelen, want de dag van hun verderf is nabij, snel komt nader wat over hen is beschikt. Want de HERE zal recht doen aan zijn volk en Zich ontfermen over zijn knechten” (Deuteronomium 32:35, 36). Deze tekst wordt in het NT aangehaald in Romeinen 12:17, 19, 21 en in Hebreeën 10:30. En deze waarheid is de basis van het bevel van Jezus in Matteüs 5:38, 39, dat als men u aan de ene wang slaat, u de andere ook moet toekeren. Wij moeten het kwade door het goede overwinnen.


Gods zonen maakten slechte huwelijkskeuzen.

“Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen” (Genesis 6:1, 2).

Mannen hebben vrouwen gekozen, niet op basis van hun geestelijke hoedanigheden, maar op basis van lichamelijke schoonheid.

God gaf Adam één vrouw (Genesis 2:23-25). Lamech, de gewelddadige nakomeling van Kaïn,had twee vrouwen (Genesis 4:19). Maatschappelijke studies in onze tijd wijzen uit dat veelwijverij een toename van gezinsgeweld veroorzaakt en een toename van het aantal ongehuwde mannen, die dan ook tot geweld meer geneigd zijn.

Bij de toename van slechtheid was de lange leeftijd nadelig, de mensen namen zelf wraak en Gods zonen maakten slechte huwelijkskeuzen.


Waren er uitzonderingen?

In de dagen van Enos, de kleinzoon van Adam en Eva via Seth, “Toen begon men de naam des HEREN aan te roepen” (Genesis 4:26). Dit geeft te kennen dat er mensen waren die God dienden en Hem om hulp vroegen. Het aantal mensen, die God dienden, daalde echter en in de tijd van Noach waren hij en zijn gezin de enigen die God nog dienden.

Hoewel er wellicht anderen waren, worden er naast Abel slechts twee mannen in de periode voor de zondvloed genoemd die rechtvaardig waren, Henoch and Noach.

Henoch, in het zevende geslacht na Adam, “wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen” (Genesis 5:24). “Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest” (Hebreeën 11:5).

Zoals Abel, was Henoch een profeet: “Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben" (Judas 14, 15).

Adam en Henoch waren tijdgenoten aangezien Adam stierf toen Henoch 308 jaar oud was. De mensen die toen op aarde leefden hadden nog getuigenis uit de eerste hand over hun schepping door God.

Henoch leefde in ongeveer dezelfde tijd als de nakomeling van Kaïn, Lamech, die zo trots was dat hij een gewelddadige mens was. Henoch heeft zondaars gewaarschuwd dat God hen zou oordelen.

Ook Noach wordt rechtvaardig genoemd. Hij werd 126 jaren na de dood van Adam geboren, maar zijn vader, grootvader en drie andere voorvaderen, die tijdgenoten van Adam waren, leefden nog toen Noach 100 jaar oud was.

Toen Noach werd geboren, noemde zijn vader hem ‘Noach’ wat ‘rust’ of ‘vertroosting’ betekent, zegende, “Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft” (Genesis 5:29).

Dus, ten tijde van de zondvloed, waren de schepping, de eerste zonde van de mens, en de gevolgen daarvan algemeen gekend. De slechtheid van de mens was niet het gevolg van onkunde. De mensen wisten dat God bestond, maar zij hebben tegen hem gesproken. Henoch waarschuwde dat God hen zou “straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben” (Judas 14, 15).

Noach was rechtvaardig in een wereld vol slechtheid en geweld: “Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God” (Genesis 6:9). In Ezekiël 14:14 en 20 wordt Noach samen met Daniël and Job genoemd as een rechtvaardig man. Hij was een man van geloof: “Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt” (Hebreeën 11:7).


Was er een oplossing voor hun zonden?

Noach heeft de wereld veroordeeld door te bewijzen dat het mogelijk was, anders te zijn. Wegens zijn geloof en eerbied voor God: “Noach vond genade in de ogen des HEREN” (Genesis 6:8).

Tijdens honderd jaar, toen de ark werd gebouwd, kreeg de wereld een kans om zich te bekeren. Noach was “een prediker van de gerechtigheid” (2 Petrus 2:5). Door de Geest had Christus (wellicht via Noach) gepredikt aan hen “die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht” (1 Petrus 3:20).

God was geduldig. Hij gaf hen honderd jaar om zich te bekeren. Indien zij zich bekeert hadden, werden zij gered.

Denk aan het voorbeeld van Nineve in de dagen van Jona. Wegens hun zonden had God besloten de stad te vernietigen. Maar op de prediking van Jona, hebben zij zich bekeerd en de stad werd gered: “Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet” (Jona 3:10).

Maar de mensen aan wie Noach predikte ‘waren ongehoorzaam’. Zij weigerden zich te bekeren.

Is onze wereld beter?

Denkt u soms dat God de wereld nog niet vernietigd heeft omdat onze wereld minder slecht is dan de wereld in de tijd van Noach? Niet per se waar. Toen ”zeide de HERE bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb. Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden” (Genesis 8:21, 22).

Dus, al is “het voortbrengsel van des mensen hart boos van zijn jeugd aan” God heeft beloofd dat hij de wereld niet meer door water zal vernietigen “zolang de aarde bestaat”. Is dat laatste u opgevallen, “zolang de aarde bestaat”?


Is er een oplossing voor onze zonden?

De zondvloed bewijst voor alle tijden dat God de zonde haat en dat hij zondaars zal oordelen. Maar daardoor wordt ook bewezen dat God kan en zal de mensen redden, die zich van hun zonden bekeren en gelovig en godvrezend leven. God heeft “de wereld van de voortijd niet gespaard” “maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht” (2 Petrus 2:5).

Petrus schrijft “dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is” (2 Petrus 3:3, 4). Hij legt verder uit hoe deze mensen de zondvloed opzettelijk vergeten en dat God de wereld voorlopig laat blijven bestaan omdat Hij lankmoedig is, “daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” (2 Petrus 3:9).

Zoals in de dagen van Noach, God geeft deze zondige wereld nog een gelegenheid om zich te bekeren. “Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht” (2 Petrus 3:10, 11).

De Vader heeft de Zoon gezonden als Heiland der wereld (1 Johannes 4:14). Voor Hij terug naar de Vader ging, nadat Hij voor onze zonden is gestorven en is weer uit de dood opgestaan, beval Hij zijn discipelen: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden” (Marcus 16:15, 16).

Zoals Noach “de ark heeft toebereid tot redding van zijn huisgezin” (Hebreeën 11:7), heeft Christus Zijn gemeente gebouwd waarin mensen nu uit een zondige wereld gered kunnen worden. Zoals Petrus op de Pinksterdag heeft verkondigd: “Laat u redden uit dit verkeerd geslacht” (Handelingen 2:40). “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden” (Handelingen 2:38).

Petrus legt uit dat zoals Noach en zijn gezin door water werden gered, wij nu door de doop worden gered. Zoals er een ark was “waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden. Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus” (1 Petrus 3:20, 21).

Wegens zonde heeft God de wereld vernietigd, en dat zal Hij nogmaals doen.

Wanneer Christus komt, zullen wij binnen of buiten de ark zijn? Wanneer Hij komt “in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u” (2 Tessalonicenzen 1:8-10).

Ja er is een oplossing voor onze zonden indien wij ons bekeren en ons tot het lichaam van Christus laten dopen, tot Zijn gemeente, Gods ark van redding voor onze tijd.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)