Wat verlangt God dat ik doe?
Mensen die het evangelie op Pinksteren hoorden, riepen uit: Wat moeten wij doen? (Handelingen 2:37).
Deze is een goede vraag -- ook voor christenen. In plaats van te doen wij wij willen, zouden wij ons steeds moeten afvragen: Wat verlangt God dat ik doe?
Hoe kunnen wij weten wat God van ons verlangt? Uitsluitend door de heilige Schrift. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Timoteüs 3:16, 17).
Bij het bestuderen van de Schrift dienen wij ons af te vragen, Wat verlangt God dat ik doe?
De Schrift zit vol met instructies voor het dagelijks leven. Jezus zegt dat wij ons moeten bekeren en Hem volgen. Wij moeten vrucht dragen, zachtmoedig zijn, hongeren naar de gerechtigheid, barmhartig zijn, rein van hart zijn, vredestichters zijn. Wj moeten goed doen, niemand een dwaas noemen, geen overspel plegen. Wij worden verboden een vrouw aan te zien om haar te begeren, van onze echtgenoten zonder geldige reden te scheiden, een eed af te leggen, de kwade te weerstaan. Wij moeten de tweede mijl gaan, onze vijanden lief hebben, volmaakt zijn zoals onze Vader. Wij mogen niet voor de show godsdienstig zijn. Wij moeten vergeven, onze schatten niet op aarde maar in de hemel opleggen. Wij mogen geld niet dienen. Wij mogen niet over onze dagelijkse behoeften bezorgd zijn maar Gods koninkrijk en gerechtigheid eerst zoeken. Wij mogen niet oordelen. Wij moeten anderen behandelen zoals wij behandeld willen worden, niet alleen luisteren maar ook doen wat Hij zegt. Wij moeten wijs als slangen maar argeloos als duiven zijn, volharden tot het einde, zijn zoals Hij, en het evangelie prediken, om maar enkele punten te noemen uit de eerste tien hoofdstukken van Matteüs!
Laten wij nu maar drie van deze punten bespreken.
Ik moet Christus volgen.
Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens broeder, een net in zee werpen; want zij waren vissers. En Hij zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken (Matteüs 4:18, 19).
En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven. Maar Jezus zeide tot hem: Volg Mij en laat de doden hun doden begraven (Matteüs 8:19 t/m22).
Toen zeide Jezus tot zijn discipelen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij (Matteüs 16:24); en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig (Matteüs 10:38).
Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij (Matteüs 19:21).
Ik moet zachtmoedig zijn.
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven (Matteüs 5:5).
Zachtmoedig betekent mild, teder, nederig, bescheiden, zonder pretenties, toegevend, niet gemakkelijk geprikkeld of geïrriteerd, lasten met geduld verdragen en zonder bitterheid.
Zijn wij geneigd zo te zijn? Denkt de wereld dat mensen zo moeten zijn? De wereld zegt ons dat wij voor onszelf moeten opkomen, dat wij onze rechten moeten verdedigen, dat wij anderen niet mogen toelaten ons voor te zijn. Maar God wil dat ik zachtmoedig ben.
Dit hoort bij het volgen van Christus want Hij zei: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht (Matteüs 11:28-30).
Zachtmoedigheid is de beste geaardheid. Indien wij agressief zijn, zullen anderen ons tegenwerken en proberen neer te halen.
Zachtmoedigheid moet echt zijn. Sommigen schijnen zachtmoedig als een lam te zijn, zolang ze hun zin krijgen. Maar als ze door iets geïrriteerd worden, beginnen ze te grauwen en te grommen en te happen als een boze wolf.
Zachtmoedigheid kan men aanleren. Zo zijn we niet geneigd te zijn. Om rust te hebben voor onze zielen moeten wij Christus volgen en leren zachtmoedig en nederig van hart te zijn. Onze illuster Koning kwam tot ons nederig en rijdende op een ezel (Matteüs 21:5).
Ik moet barmhartig zijn.
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden (Matteüs 5:7).
Barmhartigheid is een medelevende en vergevingsgezinde houding die overtredingen over het hoofd ziet en de verdiende straf niet geeft.
Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars (Matteüs 9:13).
Jezus verwijst naar Hosea 6:4 t/m 6. Wat zal Ik u aandoen, o Efraïm? Wat zal Ik u aandoen, o Juda? Immers uw liefde is als een morgenwolk, en als een dauw die in de vroegte vergaat. Daarom heb Ik er door de profeten op ingehouwen, heb Ik hen gedood door de woorden mijns monds. De oordelen over u waren een doorbrekend licht. Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers.
Een gelijkaardig idee vinden we in Micha 6:6-8. Waarmede zal ik de HERE tegemoet treden en mij buigen voor God in den hoge? Zal ik Hem tegemoet treden met brandofferen, met éénjarige kalveren? Zal de HERE welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel? Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.
Jezus verwees ook naar dit principe toen Zijn discipelen door de Farizeeën veroordeeld werden omdat ze aren op sabbat plukten: Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld (Matteüs 12:7).
Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Gij blinde wegwijzers, die de mug uitzift, maar de kameel doorzwelgt (Matteüs 23:23,24).
Van God moet ik barmhartig zijn. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel (Jacobus 2:13).
Wat verlangt God van mij? Ik moet voortdurend de Schrift bestuderen om dit te weten te komen. Wij hebben sleachts drie zaken uit het Evangelie van Matteüs bekeken. Hoewel preken en bijbelstudies nuttig zijn, moeten wij allen de Schrift zelf bestuderen om te leren wat God van ons verlangt.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)