“De komst des Heren is nabij”
(Jakobus 5:8)

Jezus beloofde terug te komen.

Toen Hij wist dat Zijn tijd op aarde ten einde liep, waarschuwde Jezus Zijn volgelingen dat Hij weg zou gaan, maar Hij beloofde ook terug te komen. “Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen _ anders zou Ik het u gezegd hebben _ want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben” (Johannes 14:1 t/m 3).

Jezus wist dat Zijn volgelingen verdrietig zouden zijn. Hij wou hen troosten door de reden van zijn heengaan uit te leggen. Zoals een bruidegom, ging Hij heen om een plaats voor Zijn bruid klaar te maken. Hij ging voorbereidingen maken in het hemelse vaderland dat alle gelovigen zoeken (Hebreeën 11:13 t/m 16; vergelijken met 1 Chronicles 29:15; 1 Peter 1:1; 2:11).

De aarde is niet ons thuis. Wij zijn veemdelingen en bijwoners. De voorbereidingen worden elders gemaakt. Wanneer alles klaar is, komt Jezus terug en wij zullen met Hem in eeuwigheid zijn. Deze belofte is het fundament van de hoop van een christen.

Zoals Jezus had voorspeld, werd Hij gedood. Zijn volgelingen, die Zijn voorspellingen van de opstanding niet voldoende begrepen of geloofden, waren terneergeslagen en wanhopig. Maar na drie dagen verrees hij uit het graf en bewees nogmaals de Zoon van God te zijn (Romeinen 1:4). Hun vreugde keerde terug! Maar Hij waarschuwde hen dat Hij naar de Vader moest gaan. Aan Maria zei Hij, “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God” (Johannes 20:17).

Nadat Hij aan hen tijdens veertig dagen verscheen, en met hen over Gods koningkrijk spraak (Handelingen 1:3) en de Schriften uitlegde (Lucas 24:27, 45), ging Hij bij Zijn Vader: “En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen” (Handelingen 1:9 t/m 11).

Jezus herhaalde deze belofte in Openbaring: “Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme” (Openbaring 3:11); “Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig” (Openbaring 22:20). En Johannes geeft het antwoord van alle gelovigen: “Amen, kom, Heer Jezus!” (Openbaring 22:20). Dit was het gebed van de vroege christenen. Soms gebruikten zij het Hebreeuws, MARANA THA, “O Heer, kom!” (1 Korintiërs 16:22).

Toen een van onze dochters ongeveer zeven was, zei ze terwijl ik haar in bed stopte: “Zou het niet mooi zijn, moest Jezus nu komen? Dan konden wij als gezin samen naar de hemel gaan!”

Door de eeuwen heen, wachten christenen op de terugkomst van hun Heer en verlangen ernaar: “Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij” (Jakobus 5:7, 8).

De komst des Heren is nu al bijna tweeduizend jaar ophanden. Toen Jakobus zei dat de komst van de Heer nabij was, bedoelde hij dat Jezus op ieder ogenblik kon komen. “De Rechter staat voor de deur” (Jakobus 5:9).

De eerste komst van Christus heeft de wereld veranderd. De jaargetallen worden vanaf Zijn geboorte berekend. Hij heeft meer dan iemand anders de wereld ten goede beïnvloed. Het doel van Zijn eerste komst was niet om te oordelen maar om te redden. Jezus zei: “Indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft één, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage” (Johannes 12:47, 48).

Bij de terugkomst van Jezus wordt de wereld geoordeeld op basis van de leer die Jezus bij Zijn eerste komst aan de wereld heeft gegeven. Paulus zei aan de mannen van Athene: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken” (Handelingen 17:30, 31).

“Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen vóór Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand” (Matteüs 25:31 t/m 33).

Bij Zijn eerste komst, kwam Jezus als Lam Gods, als slachtoffer voor de zonde. Bij Zijn tweede komst zal Hij het heil van de gelovigen vervolmaken. “Thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten” (Hebreeën 9:26 t/m 28).

Wanneer christenen aan de maaltijd des Heren deelnemen, herdenken zij het offer van Christus en zien uit naar Zijn komst, “Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” (1 Korintiërs 11:26).

Luisterrijke en angstaanjagende dingen zullen gebeuren wanneer Jezus terugkomt. De gelovigen worden gerustgesteld en de ongehoorzamen gestraft, “indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u” (2 Tessalonicenzen 1:6 t/m 10).

“Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen” (Openbaring 1:7). “Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt” (2 Tessalonicenzen 2:8).

Zij die in Christus gestorven zijn en gelovigen die nog leven, worden met Hem bij Zijn komst verenigd: “Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden” (1 Tessalonicenzen 4:13 t/m 18).

“Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst” (1 Korintiërs 15:20 t/m 23).

Het is van beslissend belang dat wij van Christus zijn en in Hem blijven opdat wij Hem bij Zijn komst zonder vrees temoet kunnen gaan. “En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst “ (1 Johannes 2:28).

Zijn wij van Christus? Verlangen wij, met Hem te zijn? “De komst des Heren is nabij” (Jakobus 5:8).

Waar blijft de belofte van Zijn komst?

Hoe is het mogelijk dat bijna 2000 jaar nu al voorbij zijn gegaan, nadat Jezus zei, “Ik kom spoedig”? Sommigen, die de bedoeling niet begrijpen, spotten zelfs daarmee. De eerste christenen begrepen echter dat dit gezegde geen vaste tijdsbepaling was. Zij waren in de laatste dagen, wat betekende dat Jezus op ieder ogenblik terug kon komen. Er werd zelfs voorspeld, dat sommigen dit verkeerd zouden opnemen. Petrus schreef: “Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is” (2 Petrus 3:3, 4).

Petrus weerlegde dit bezwaar door te verklaren: “Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” (2 Petrus 3:8, 9). Wat zijn duizend jaren bij God? Voor Hem zijn de tweeduizend jaren vanaf de geboorte van Christus als twee dagen. Wij mensjes mogen niet ongeduldig worden. God zal Zijn belofte wel houden. Hij wacht nog om zondaars gelegenheid te geven zich te bekeren.

Deze tekst wordt door sommigen misbruikt om met profetische cijfers te goochelen. Merk echter op dat er hier niet staat dat één dag duizend jaar is, maar dat bij God één dag als duizend jaar is. Deze tekst geeft het perspektief van God aan, en werd niet bedoeld als dag-en-duizendjaaromwisselaar!

Wij weten niet wanneer het de tijd is.

Jezus had Zijn volgelingen gewaarschuwd, dat ze steeds moesten waken, omdat ze de tijd van Zijn komst niet kenden: “Ziet toe, blijft waakzaam. Want gij weet niet, wanneer het de tijd is” (Marcus 13:33). Hij komt volledig onverwachts -- als een dief in de nacht. “Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, hij zou in zijn huis niet hebben laten inbreken. Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen” (Lucas 12:39, 40).

Paulus heeft deze waarschuwing van Jezus herhaald: “Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags” (1 Tessalonicenzen 5:1 t/m 5). Wie steeds klaar is -- wie in het licht wandelt -- wordt niet door de onverwachte komst van Jezus verrast.

Petrus schreef: “Maar de dag des Heren zal komen als een dief” (2 Petrus 3:10).

Aan de gemeente te Sardes liet Jezus schrijven: “Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u

zal overvallen” (Openbaring 3:3). In verband met de grote dag van de Almachige God (Openbaring 16:14, 16) zegt Jezus: “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde” (Openbaring 16:15).

In Matteüs hoofdstuk 24 wordt gezegd, dat de komst van Christus even plotseling zal zijn als de aanvang van de zondvloed. “Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in [die] dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn” (Matteüs 24:37 t/m 39). Alles ging zijn gewone gang, zodat zij niets vermoedden, eer de vloed kwam. Let er ook op dat de dag van Noachs redding dezelfde dag was als de dag van de ondergang van de zondige wereld. De komst van Christus zal ook volledig onverwachts zijn. Wie, zoals Noach, zich op die dag voorbereid heeft, wordt gered. Wie zich niet heeft voor bereid, zal verloren gaan.

Deze tekst, die leert dat de komst van Christus niet te voorspellen is, wordt dikwijls door valse leraars op zijn kop gedraaid om juist het tegenovergestelde te beweren. Zij zeggen zoiets: “Kijk hoe slecht de wereld is, zoals in de dagen van Noach. Dit is een teken dat het einde nabij is!” Maar deze tekst zegt helemaal niets over de slechtheid van de wereld ten tijde van Noach. Er is niets verkeerds aan eten en drinken en huwen. Ook niets over een teken van Christus' komst. Integendeel. “Zij bemerkten niets eer de zondvloed kwam”. Zo zal de komst van Christus zijn.

De redding van Noach was een voorafbeelding van de redding die wij in de doop van Christus ontvangen (1 Petus 3:20, 21). Niet Noach, maar God heeft de deur van de ark gesloten (Genesis 7:16). De ark van Christus wordt nu geladen. Ook daarvan zal God de deur eens sluiten. “Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt” (Matteüs 24:42).

Er is een verhaal van een man die huismeester was van een groot herenhuis en landgoed in het zuiden van Frankrijk. Hij werd betaald om te zorgen dat het huis en de gronden steeds in orde waren. Iemand vroeg hem: “Wie is eigenaar van dit huis?” Hij zei: “Het is eigendom van een rijke man in Engeland.” Toen werd hij gevraagd: “En komt hij hier dikwijls?” Hij antwoordde, “Neen, de laatste keer was vijftien jaar geleden.” De bezoeker was stomverbaasd: “Vijftien jaar geleden!” De huismeester vervolgde: “Ja, maar hij kan vandaag komen. En ik moet alles klaar hebben ieder uur van de dag en nacht, want zijn auto kan opeens door de poort binnenrijden.”

Christenen moeten ook alles klaar hebben voor de komst van hun Heer op ieder uur van de nacht of dag.

De komst van Christus zal zodanig onverwachts zijn, dat mensen nog aan het ploegen en aan het malen zullen zijn, zowel gelovigen als ongelovigen (Matteüs 24:40, 41).

Sommigen geven toe dat de komst van Christus wel voor ongelovigen onverwachts zal zijn, maar beweren dat gelovigen de tijd kunnen uitrekenen. Maar wanneer iemand beweert dat hij de tijd uitgerekend heeft of dat hij weet dat de tijd nabij is, is dat net een teken dat hij een valse leraar is! Want Jezus heeft ons voor dergelijke mensen gewaarschuwd! “Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en: De tijd is nabij. Gaat hen niet achterna” (Lucas 21:8). Wat is het verschil wanneer Jacobus zegt, “De komst des Heren is nabij,” en wanneer valse leraars zeggen, “De tijd is nabij”? Jacobus bedoelt dat Jezus op ieder ogenblik kan komen. Valse leraars bedoelen dat zij de tijd van Zijn komst uitgerekend hebben.

De vele waarschuwingen van Jezus om te blijven waken, omdat de tijd onbekend is, worden in de eerste plaats aan gelovigen gericht. “Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt” (Matteüs 24:42). “Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen” (Matteüs 24:44). “Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur” (Matteüs 25:13). “Ziet toe, blijft waakzaam. Want gij weet niet, wanneer het de tijd is.” (Marcus 13:33).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)