De liefde tot de waarheid hebben zij niet aanvaard!

Dit wordt gezegd van hen “die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden” (2 Tessalonicenzen 2:10). Zonder liefde tot de waarheid gaan mensen verloren. Met liefde tot de waarheid kunnen zij behouden worden.


God is de God van waarheid.

“De waarheid des HEREN is in der eeuwigheid!” (Psalm 117:2). “In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HERE, Gij, God der waarheid!” (Psalm 31:5 SV Jongbloed). Wie van de waarheid niet houdt, kan de God van de waarheid niet liefhebben.


Jezus is de waarheid.

“Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14:6). Wie de waarheid niet liefheeft, kan de Zoon van God niet liefhebben. “Als iemand de Here Jezus Christus niet liefheeft, laat die vervloekt zijn” (1 Korintiërs 16:22 HSV).


Gods woord is de waarheid.

“Heel uw woord is de waarheid” (Psalm 119:160).

“Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid” (Johannes 17:17).

“Het woord der waarheid” is het evangelie van onze behoudenis (Efeziërs 1:13). “Naar zijn raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid” (Jacobus 1:18). Wie de waarheid niet liefheeft, heeft Gods woord ook niet lief.


De waarheid kan men kennen.

In onze zogenaamde postmoderne tijd, beweren velen dat de waarheid niet gekend kan worden of zelfs niet bestaat. Jezus zei iets anders: “Gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:32). Mensen die de waarheid ontkennen, kunnen de waarheid niet liefhebben. Zij gaan verloren tenzij zij zich bekeren. Volgens Paulus moeten wij “met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers” bestraffen: “Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren” (2 Timoteüs 2:25).

Sommigen willen voor de “postmoderne tijd” het evangelie “aanpassen”. Het evangelie hoeft niet aangepast te worden, het moet gewoon verkondigd worden. Postmodernisten zitten op een dood spoor. Wat zij nodig hebben, is zich te bekeren en de waarheid aan te nemen.


Jezus getuigde voor de waarheid.

Toen Pilatus voor Christus stond en Hem over Zijn koninkrijk vroeg, verklaarde Jezus: “Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem. Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid?” (Johannes 18:37, 38).

Wie “uit de waarheid is” luistert naar de waarheid omdat hij de waarheid liefheeft.


De verlosten geloven en gehoorzamen de waarheid.

Wij worden tot behoudenis verkoren “in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid” (2 Tessalonicenzen 2:13). “Door gehoorzaamheid aan de waarheid” worden onze zielen gereinigd (1 Petrus 1:22).


De gemeente van Christus is de pilaar van de waarheid.

“Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, zuil en fundament van de waarheid” (1 Timoteüs 3:15 HSV).


Onrechtvaardigen onderdrukken de waarheid.

“Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden” (Romeinen 1:18).


Allen die de waarheid niet liefhebben, gaan verloren.

In zijn tweede brief aan de Tessalonicenzen zegt Paulus dat mensen vergaan wanneer zij de waarheid niet liefhebben.

Te Tessalonica werden christenen vervolgd. Paulus verzekert hen dat “het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u” (2 Tessalonicenzen 1:6 t/m 10).

Paulus bevestigt dat Gods eeuwige straf van “hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen” terecht is.

Daarna bespreekt Paulus “het geheimenis der wetteloosheid” en waarom velen door “de mens der wetteloosheid”, “de zoon des verderfs”, “de wetteloze” bedrogen worden (2 Tessalonicenzen 2:3 t/m 8).

“Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden” (2 Tessalonicenzen 2:9, 10).

“Liefde tot de waarheid” is onontbeerlijk. Allen die de waarheid verwerpen, gaan verloren.

Waarheid is exclusief. De som van twee plus twee is vier. Geen ander antwoord is juist. Het aantal verkeerde antwoorden is onbeperkt. Wanneer men de waarheid verwerpt, is het aannemen van iets verkeerds het enige alternatief.

Omdat zij de waarheid niet liefhebben, “zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2 Tessalonicenzen 2:11, 12).

Mensen weigeren de waarheid te geloven omdat zij van de ongerechtigheid willen genieten. Zij verwerpen de waarheid omdat zij een voorkeur voor het onware hebben. “Een dwaling” door God gezonden, stelt hen in staat een leugen te geloven die tot veroordeling leidt.


Valse leer stelt onze liefde voor God op de proef.

Satan geeft de wetteloze macht om “tekenen en bedrieglijke wonderen” te doen om mensen te misleiden die de waarheid niet liefhebben (2 Tessalonicenzen 2:9, 10).

God laat dit toe als een test om te openbaren wie Hem echt liefheeft. "Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen - dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, zijn geboden houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en aanhangen” (Deuteronomium 13:1 t/m 4).

De liefde “is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid” (1 Korintiërs 13:6). Wie God liefheeft, luistert niet naar valse leraars. Hij weet dat ze vals zijn doordat hun woorden met Gods woord in strijd zijn. “Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen” (Romeinen 16:17).

Wie de waarheid liefheeft, vertrouwt op Gods woord voor onderricht: “En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen -e zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)? Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad” (Jesaja 8:19, 20). Petrus geeft hetzelfde bevel: “Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God” (1 Petrus 4:11 Telos).

Mensen die God niet liefhebben, luisteren soms graag naar Gods woord, zonder enige intentie het te gehoorzamen. God zei aan Ezechiël: “En zij komen bij u als in een volksoploop, zetten zich voor u neer, als mijn volk, en horen uw woorden, maar doen er niet naar; woorden van liefde zijn in hun mond, maar hun hart gaat uit naar hun woekerwinst. Zie, gij zijt voor hen als een liefdeslied, schoon van klank, passend bij snarenspel. Zij horen uw woorden, maar doen er geenszins naar” (Ezechiël 33:31, 32).

Zij luisterden naar Ezechiël als een vorm van amusement. Zo konden zij doen alsof zij God liefhadden.


De waarheid moet gepredikt worden.

Ezechiël verkondigde Gods woord in waarheid. Maar sommige godsdienstige leiders proberen mensen te behagen i.p.v. God. Zij zijn oorstrelers i.p.v. betrouwbare predikers van de waarheid.

Paulus heeft ons gewaarschuwd: “Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren” (2 Timoteüs 4:3, 4).

Timoteüs kreeg een plechtige opdracht: “Verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting” (2 Timoteüs 4:2).

Ooit hoorde ik Marshall Keeble uitleggen: “‘Gelegen of ongelegen’ betekent: of de mensen het goedvinden of niet!”

De taak van een prediker is mensen te vertellen wat God zegt, het woord te verkondigen. God zei aan Ezechiël: “Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Here HERE” (Ezechiël 3:4); “Maar gij, spreek mijn woorden tot hen, of zij horen dan wel het nalaten” (Ezechiël 2:7).


Gods woord is krachtig!

“Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten” (Hebreeën 4:12).

De kracht is in het woord, niet in de welsprekendheid van een mens. Gods woord overtuigt van zonde, en verandert levens bij toehoorders die God en de waarheid liefhebben.

Vele jaren geleden vermaande ik een vroegere klasgenoot omdat in een opgenomen preek er geen enkele verwijzing naar of aanhaling uit de Schrift was! Hij legde uit dat hij aan ongelovigen sprak en meende dat zij geen belang zouden stelling in wat in de Schrift staat!

Paulus zei iets anders: “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus” (Romeinen 10:17).

Eens toen wij familie in Abilene, Texas bezochten, nodigden zij ons uit om een bijzondere dienst op de campus van ACU bij te wonen. Vele gemeenten in de stad hadden hun zondagavond dienst afgelast ten voordeel van die bijeenkomst. Ongeveer 10.000 waren vergaderd om een populaire spreker te horen.

Hij bekende dat, toen hij in Dallas de dag daarvoor golf aan het spelen was, en een vriend hem vroeg waarover hij in Abilene zou spreken, hij moest antwoorden dat hij het nog niet wist.

Tijdens zijn toespraak van 45 minuten haalde hij in totaal acht woorden uit de Schrift aan, die hij op een verkeerde wijze toepaste. Wat was zijn thema? Hij vertelde ons hoe geweldig de gemeente was waarvoor hij predikte.

Welk een verspilling van de gelegenheid! Als maar iemand zoals Marshall Keeble had gesproken, iemand die het evangelie krachtig en zonder compromis predikte, “of zij het goedvinden of niet”. Zonder twijfel zouden er onder 10.000 mensen sommigen zijn die het niet goedvonden. Maar door de kracht van het evangelie zouden liefhebbers van de waarheid bewogen zijn hun leven aan God te geven of aan Hem opnieuw toe te wijden.


Hebben wij de waarheid lief?

Veel hangt daarvan af: onze eeuwige bestemming in de hemel of in de hel. Laten wij de waarheid liefhebben, de waarheid leren kennen, de waarheid geloven en gehoorzamen opdat wij door de God van de waarheid gered kunnen worden, door Zijn Zoon die de weg, de waarheid en het leven is. Amen.
Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)