Mogen wij onze naaste oordelen?
Oordelen is de schuld of onschuld van iemand bepalen.
Luister aandachtig naar dit bevel van God: U mag geen
onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor
de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige
wijze moet u uw naaste oordelen (Leviticus 19:15 HSV).
Wij hebben dus Gods bevel onze naaste te oordelen! Hij zegt
ook hoe wij moeten oordelen. Ons oordeel moet rechtmatig,
onpartijdig en rechtvaardig zijn.
Onze bevoegdheid om te oordelen is beperkt.
Misschien denkt u, Waarom zei Jezus, niet te oordelen?
Er zijn inderdaad omstandigheden waarin wij niet mogen
oordelen, maar er zijn ook omstandigheden waarin wij verplicht
zijn te oordelen.
Jezus zei: Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt
met een rechtvaardig oordeel (Johannes 7:24).
Dus worden wij ook door Jezus bevolen te oordelen! En Hij
zegt ons hoe wij moeten oordelen: met een rechtvaardig oordeel
en niet naar de schijn.
Wat leert de Schrift over het oordelen?
Soms zijn wij persoonlijk ongeschikt om te oordelen.
Jezus zei, Wat ziet gij de splinter in het oog van uw
broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe zult
gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog
wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? Huichelaar, doe eerst
de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de
splinter uit het oog van uw broeder weg te doen (Matteüs 7:3
t/m 5).
Wat als wij iemand veroordelen voor iets dat wij zelf doen?
Ons oordeel kan wel juist zijn, maar wij zijn niet geschikt iemand
anders te oordelen indien wij onder hetzelfde oordeel staan.
Paulus legt dit uit: Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt,
niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij
een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt,
bedrijft dezelfde dingen. Wij weten echter, dat het oordeel Gods
onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. Rekent gij
wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen
bedrijven, en ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult?
(Romeinen 2:1 t/m 3).
Op basis van persoonlijke meningen mogen wij niet oordelen.
Paulus besprak een toestand waar sommige christenen
vegetariërs waren en andere vlees aten, een kwestie van
persoonlijke voorkeur: Wie wel eet, minachte hem niet, die niet
eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God
heeft hem aanvaard. Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht
oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij
zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen
staan (Romeinen 14:3, 4).
In hetzelfde verband zegt hij: Gij echter, wat oordeelt gij
uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij
zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods. Want er
staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here:
voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. Zo
zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan
God. Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt
liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te
geven (Romeinen 14:10 t/m 13).
Deze tekst houdt geen verband met zondige activiteiten. Het
is geen zonde om vlees te eten, evenmin is het zonde om zich van
vlees te onthouden. In verband met persoonlijke voorkeuren
mogen wij elkaar niet oordelen.
Wij mogen niet oordelen wanneer bewijs ontbreekt.
Aangezien alleen God het hart van de mensen kent, kunnen
wij ons gemakkelijk vergissen.
Zoals Paulus schreef, Van sommige mensen zijn de zonden
zo duidelijk, dat zij voor hen uitgaan naar het gericht, bij anderen
komen zij achteraan (1 Timoteüs 5:24).
Wanneer zonden duidelijk zijn, moeten wij oordelen. Zij die
verborgen zonden bedrijven worden door God geoordeeld. Wij
mogen niet voor God spelen door aanmatigend over verborgen
dingen te oordelen.
Zoals Paulus schreef: Daarom, velt geen oordeel voor de
tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen
is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten
openbaar maken (1 Korintiërs 4:5).
De verborgen dingen moeten aan God overgelaten worden.
Ons oordeel moet rechtvaardig zijn.
De HERE, onze God, is rechtvaardig (Daniël 9:14). Een
rechtvaardig oordeel berust op de rechtvaardigheid van God.
Indien ons oordeel in strijd met de wil van God is,
veroordelen wij God! Zoals de Heer aan Job vroeg: Wilt gij zelfs
mijn recht teniet doen, Mij in het ongelijk stellen om zelf gelijk te
hebben? (Job 40:3).
Door verkeerd te oordelen kunnen wij Gods recht
tegenspreken. Daarom moeten wij uiterst voorzichtig zijn, hoe wij
oordelen.
God vereist dat iedereen rechtvaardig oordeelt.
Paulus legt uit, dat zelfs de heidenen - en wij leven in een
heidense maatschappij - voor een rechtmatig oordeel
verantwoordelijk zijn, en dit wegens de kennis van God die zij
door de schepping hebben: Want toorn van God openbaart zich
van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van
mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden,
daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar
is, want God heeft het hun geopenbaard (Romeinen 1:18, 19).
Na een uitdrukkelijke veroordeling van afgoderij, homofilie
en lesbiennisme (in Romeinen 1:21 t/m 27), geeft Paulus een
resumé van veelvoorkomende zonden van toen en nu: Vervuld
van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid,
vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; oorblazers,
lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen,
grootsprekers, vindingrijk in het kwaad, hun ouders
ongehoorzaam; onverstandig, onbestendig, zonder hart of
barmhartigheid. Immers, hoewel zij de rechtseis van God kenden,
namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen,
doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken ook nog hun bijval aan
wie ze bedrijven (Romeinen 1:29 t/m 32).
Zelfs de heidenen zouden moeten weten dat zulke dingen
verkeerd zijn, en toch doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken
ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven. Een oordeel dat zulke
zonden vergoelijkt, is geen rechtvaardig oordeel.
Natuurlijk maken slechte mensen bezwaar wanneer hun
zonden worden blootgesteld. Toen Lot aan de homoseksuelen van
Sodom zei, Mijn broeders, doe toch geen kwaad! antwoordden
zij, Deze ene is gekomen om hier als vreemdeling te verblijven
en nu wil hij zeker rechter over ons zijn! (Genesis 19:7, 9 HSV).
Het is een flagrant misbruik van Christus woorden wanneer
slechte mensen Niet oordelen! roepen om sancties voor hun
zonden af te wenden.
Zonde in de gemeente moet veroordeeld worden.
De gemeente te Korinte tolereerde een broeder die met de
vrouw van zijn vader samenwoonde!
Paulus schreef, Inderdaad men spreekt van hoererij onder
u, en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet
(voorkomt), dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader. En gij
zijt opgeblazen in plaats van u veeleer te bedroeven, en dus de
bedrijver van die daad uit uw midden te verwijderen? (1
Korintiërs 5:1, 2).
Ik schreef u reeds in mijn brief, dat gij niet moest omgaan
met hoereerders - niet met de hoereerders uit deze wereld in het
algemeen of met de geldgierigen en oplichters of
afgodendienaars, want dan zou men wel uit de wereld moeten
gaan. Nu evenwel schrijf ik u, dat gij niet moet omgaan met
iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder, geldgierige,
afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is; met zo
iemand moet gij zelfs niet samen eten. Staat het soms aan mij,
hen te oordelen, die buiten zijn? Oordeelt ook gij niet (alleen)
hen, die in uw kring zijn? Hen, die buiten zijn, zal God oordelen.
Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg (1 Korintiërs 5:9 t/m
13).
In dergelijke gevallen is het oordeel van de gemeente slechts
het toepassen van het rechtvaardig oordeel Gods. Verzuim om te
oordelen, is Gods oordeel negeren.
God zal ons oordelen zoals wij anderen oordelen.
In die lijst van zonden in Romeinen hoofdstuk 1 vinden wij
ook zonder hart of barmhartigheid. Indien wij onbarmhartig zijn,
zullen wij Gods genade niet ontvangen.
Vanuit deze optiek zegt Jezus, Oordeelt niet, opdat gij niet
geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt,
zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet,
zal u gemeten worden (Matteüs 7:1, 2). Weest barmhartig, gelijk
uw Vader barmhartig is. En oordeelt niet en gij zult niet
geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet
veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden (Lucas
6:36, 37).
Wie barmhartigheid verlangt, moet barmhartigheid bewijzen.
Wij willen genade ontvangen wanneer wij geoordeeld
worden. Dus moeten wij barmhartig zijn wanneer wij anderen
oordelen. Daarom zegt Jacobus, Spreekt zo en handelt zo als
(mensen past), die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld
worden. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die
geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter)
roemt tegen het oordeel (Jacobus 2:12, 13).
Betekent dit dat iedereen door God vrijgesproken zal
worden? Zeker niet. De Schrift leert dat sommigen worden
behouden en sommigen gaan verloren.
Ook de barmhartigheid moet met Gods rechtvaardigheid in
overeenstemming zijn. Hoe staat het met ons indien wij
onbarmhartig zijn tegenover iemand aan wie God barmhartigheid
bewijst, of indien wij barmhartig zijn tegenover iemand aan wie
God geen barmhartigheid bewijst? Dus moeten wij de Schrift
bestuderen om onze naaste rechtvaardig te kunnen oordelen.
Wat hebben wij over het oordelen geleerd?
Wij worden door God bevolen onze naaste te oordelen! Ons
oordeel moet rechtmatig en onpartijdig zijn.
Onze bevoegdheid om te oordelen is beperkt. Soms zijn wij
persoonlijk ongeschikt om te oordelen. Op basis van persoonlijke
meningen mogen wij niet oordelen en wij mogen niet oordelen
wanneer er geen bewijs is. Ons oordeel moet rechtvaardig zijn.
Zonde in de gemeente moet veroordeeld worden. God zal ons
oordelen zoals wij anderen oordelen. Wie barmhartigheid
verlangt, moet barmhartigheid bewijzen.
Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een
rechtvaardig oordeel (Johannes 7:24).
U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen
partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken.
Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen (Leviticus
19:15 HSV). Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)