Het evangelie van de genade Gods
Zijn naam al was voldoende om de christenen in de eerste eeuw
te doen schrikken. Hij was overal bekend als een onvermoeibare
christenvervolger. Wie zou toen gedacht hebben dat Saulus van
Tarsus ooit christen zou worden, laat staan Gods uitverkoren werktuig
om de christelijke boodschap te verkondigen, zowel aan de natiën van
zijn tijd als, via zijn geschriften, aan de natiën van alle tijden? Maar,
door Gods genade, werd hij de apostel Paulus die de opdracht kreeg
om het evangelie van de genade Gods te verkondigen (Handelingen
20:24).
In de Romeinenbrief verklaart Paulus het evangelie: waarom
genade noodzakelijk is, hoe die wordt verleend, wat het beoogde
resultaat is, en hoe die wordt bekomen. Genade is noodzakelijk
doordat iedereen zondigt. Genade wordt door rechtvaardiging
verleend. Heiliging is het beoogde resultaat van de genade.
Gehoorzaam geloof is vereist om genade te ontvangen.
Wat is genade?
Genade is liefdadige, onverdiende goedgunstigheid. Barmhartig
en genadig is de HERE (Psalm 103:8). God toont zijn genade door
zijn milde zegeningen, vooral verlossing in Christus. God verleent
genade volgens zijn soevereine wil: Ik zal genadig zijn, wie Ik
genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm (Exodus
33:19, aangehaald in Romeinen 9:15).
Wat is het evangelie?
Evangelie betekent goed nieuws. Het evangelie is het goed
nieuws van redding uit genade door het plaatsvervangende offer van
Christus. Het evangelie dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd
had in de heilige Schriften (1:2) is Gods kracht tot behoud (1:16).
Het evangelie werd als een geheimenis in het Oude Testament
voorspeld en wordt in het Nieuwe Testament bekendgemaakt onder
alle volken (16:25, 26).
Genade is noodzakelijk doordat iedereen zondigt.
Zonde is de overtreding van Gods wetten. Gans de wereld is
strafwaardig voor God (3:19). Want allen hebben gezondigd en
derven de heerlijkheid Gods (3:23). Ieder, die de zonde doet, doet
ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid (1 Johannes
3:4).
De genade praat de zonde niet goed. Nadat God zijn genade aan
Mozes heeft betuigd, voegde Hij daaraan toe, Maar (de schuldige)
houdt Hij zeker niet onschuldig (Exodus 34:7). Het rechtvaardig
oordeel Gods (2:5) vereist de doodstraf voor de zonde (1:32). Want
het loon, dat de zonde geeft, is de dood (6:23).
Door Adam is de zonde de wereld binnengekomen en door de
zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat
allen gezondigd hebben (5:12).
Wegens onze zonden, verdienen wij de doodstraf. Om genade te
waarderen, moeten wij begrijpen hoe slecht de zonde wel is. Want
toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid
en ongerechtigheid van mensen (1:18). In Romeinen wordt Gods
toorn twaalf maal genoemd (1:18; 2:5, 8; 3:5; 4:15; 5:9; 9:22;
12:19; 13:4, 5). God is niet onrechtvaardig wanneer Hij zijn toorn
doet voelen (3:5).
Hoewel iedereen zondigt, hebben de mensen toch verschillende
gedragspatronen en verschillende verhoudingen met God, die een
ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen
volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het
eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid
ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn
en gramschap (2:6 t/m 8).
Aangezien allen zondaars zijn, en de doodstraf de rechtmatige
straf voor de zonde is, hoe kan God genade aan sommige zondaars
verlenen en toorn aan andere, en nog rechtvaardig zijn?
Genade wordt door rechtvaardiging verleend.
God kan de zonden van gelovigen vergeven zonder zijn
rechtvaardigheid te schenden indien de straf voor hun zonden door
iemand anders wordt gedragen.
Maar wie is bevoegd om als offer voor zonden te dienen?
Dierlijke offers zijn niet voldoende: Want het is onmogelijk, dat
het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen (Hebreeën
10:4). Geen zondaar is bevoegd want hij moet voor eigen zonden
sterven! Alleen een mens zonder zonde zou zich kunnen aanbieden
om de straf voor de zonden van de mensheid op zich te nemen.
Van de Messias werd voorspeld: Door zijn kennis zal mijn
knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun
ongerechtigheden zal hij dragen (Jesaja 53:11).
God heeft zijn Zoon gezonden die vlees geworden is en onder
ons heeft gewoond (Johannes 1:14) en die in alle dingen op gelijke
wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen
(Hebreeën 4:15) opdat Hij voor de zonden van de mensen zou
kunnen sterven. Johannes betuigde: Zie, het lam Gods, dat de zonde
van de wereld wegneemt (Johannes 1:29). Daar Hij zonder zonde
was, hoefde Jezus niet te sterven, maar Hij liet toe dat Hij voor de
zonden van de mensheid gekruisigd werd (Johannes 10:11, 17, 18).
Hij die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft
(1 Petrus 2:24).
Door het zoenoffer van Christus worden gelovigen gerechtvaardigd.
De rechtvaardiging wordt zeventien maal in Romeinen genoemd.
Te rechtvaardigen betekent vrij van veroordeling verklaren. Wij
worden door het bloed van Christus en zijn opstanding
gerechtvaardigd (5:9; 4:25). Wie God gerechtvaardigd heeft, mag
niemand veroordeelden (8:30 t/m 34).
Deze rechtvaardiging is door geloof niet door verdienstelijke
werken van de wet (3:28, 30; 4:2, 5). De rechtvaardiging is een
geschenk (5:16).
Hoewel rechtvaardiging door het houden van wetten niet
verdiend kan worden, wordt men door genade niet van Gods wetten
vrijgesteld. Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking?
Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet (3:31). Genade helpt
gelovigen bij het onderhouden van Gods wetten!
De rechtvaardiging is voor wie de eisen der wet in acht neemt
(2:26). De daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden
(2:13). Maar dit is slechts mogelijk uit genade door het offer van
Christus voor degenen die niet naar het vlees wandelen, doch naar
de Geest (8:3, 4).
Alleen door Gods genade kunnen mensen rechtvaardig zijn!
De gerechtigheid Gods wordt aan gelovigen geschonken
(3:22), die om niet uit zijn genade gerechtvaardigd zijn door de
verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als
zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed (3:24, 25). Dit was om
zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf
rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in
Jezus is (3:26).
Bij de rechtvaardiging wordt geloof tot gerechtigheid gerekend.
Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid
gerekend (4:3, Genesis 15:6). Dit betekent dat God het geloof van
Abraham als gerechtigheid beschouwde, hoewel hij niet volledig
rechtvaardig was.
Wel was Abraham trouw en gehoorzaam: Gij hebt zijn hart
getrouw bevonden voor uw aangezicht (Nehemia 9:8). Abraham
heeft naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen: mijn
geboden, mijn inzettingen en mijn wetten (Genesis 26:5).
Hoewel Abraham gehoorzaam was, werd hij niet wegens zijn
gehoorzaamheid gerechtvaardigd maar wegens zijn geloof.
Rechtvaardiging was noodzakelijk, niet wegens de goede dingen die
hij deed, maar wegens zijn zonde! God heeft zijn geloof als
gerechtigheid toegerekend.
Wanneer iemand zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze
rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid (4:5).
Gelijk ook David de mens zalig spreekt, aan wie God gerechtigheid
toerekent zonder werken: Zalig zij, wier ongerechtigheden vergeven
en wier zonden bedekt zijn. Zalig de man, wiens zonde de Here
geenszins zal toerekenen (4:6 t/m 8, Psalm 32:1, 2).
Heiliging is het beoogde resultaat van genade.
Paulus richt zijn brief aan de geroepen heiligen (1:7). Door de
brief heen worden de gelovigen heiligen genoemd (12:13; 15:25, 26,
31; 16:2, 15). Een heilige is iemand die geheiligd werd en aan God
toegewijd is. Paulus schreef zijn brief opdat zijn lezers geheiligd door
de heilige Geest zouden zijn (15:15, 16). De takken aan Gods boom
zijn heilig (11:16). De geheiligden stellen hun lichamen tot een
levend, heilig en Gode welgevallig offer (12:1). Zij stellen hun leden
ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging (6:19). Dan hebt gij
tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven (6:22).
Het beoogde resultaat van genade is de heiliging, zonder welke
niemand de Here zal zien (Hebreeën 12:14).
Heiliging impliceert gehoorzaamheid.
In de Romeinenbrief wordt de ongehoorzaamheid zeven maal
veroordeeld (1:30; 2:8; 5:19; 6:12; 10:21; 11:30, 32). Dit weerlegt
degenen die Gods genade in losbandigheid willen veranderen (Judas
4) door te beweren dat genade de gehoorzaamheid overbodig maakt.
Men moet aan het evangelie gehoor geven (10:16)! Het
evangelie van Gods genade wordt verkondigd tot bewerking van
gehoorzaamheid des geloofs onder alle volken (1:5; 16:26). Er is
één geloof (Efeziërs 4:5) dat men moet gehoorzamen, het geloof,
dat eenmaal de heiligen overgeleverd is (Judas 3).
Paulus zegt aan de geheiligden: Gij zijt van harte gehoorzaam
geworden aan die vorm van onderricht waaraan u onderworpen werd
(6:17). Gelovigen moeten leraars mijden die van het oorspronkelijke
onderwijs afwijken (16:17).
De geheiligden zijn slaven van de gehoorzaamheid tot
gerechtigheid (6:16). Christus werkte door Paulus om heidenen tot
gehoorzaamheid te brengen (15:18). Paulus verblijde zich wegens
de gehoorzaamheid van de heiligen te Rome (16:19).
Gehoorzaam geloof is vereist om genade te ontvangen.
De rechtvaardiging is door geloof (3:28, 30; 5:1, 2; 9:32;
11:20). In het evangelie wordt Gods gerechtigheid geopenbaard uit
geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit
geloof leven (1:17, Habakuk 2:4). De betekenis hiervan is tweeledig.
Habakuk 2:4 wordt in twee andere teksten aangehaald. Het leven van
een rechtvaardige is op zijn geloof gefundeerd (hij is niet nalatig
maar heeft geloof, dat de ziel behoudt - Hebreeën 10:38, 39) en
door zijn geloof (niet door eigen gerechtigheid - Galaten 3:11)
ontvangt hij het eeuwige leven.
Men moet dus uit geloof leven! Oppervlakkig, halfslachtig geloof
is niet voldoende. Het geloof dat vereist is om Gods genade te
ontvangen is een echt, levendig, gehoorzaam geloof dat treed in het
voetspoor van het geloof van Abraham (4:12) die uit geloof aan God
gehoorzaam was (Genesis 26:5; Hebreeën 11:8).
Wij worden gerechtvaardigd uit het geloof (5:1) maar
bijkomende voorwaarden voor redding uit genade worden in de
Romeinenbrief vermeld: gehoorzaamheid des geloofs (1:5; 16:25,
26), belijdenis (10:8, 9), boetvaardigheid (2:4), de doop (6:3 t/m 7).
Nadat wij tot Christus Jezus gedoopt zijn (6:3 Telos) moeten
wij in nieuwheid des levens wandelen (6:4), in het goeddoen
volharden (2:7), en onze lichamen stellen tot een levend, heilig en
Gode welgevallig offer (12:1).
Wat hebben wij over de genade geleerd?
In de Romeinenbrief verklaart Paulus het evangelie van de
genade Gods door uit te leggen waarom genade noodzakelijk is, hoe
die wordt verleend, wat het beoogde resultaat is, en hoe die wordt
ontvangen. Genade is noodzakelijk doordat iedereen zondigt. Genade
wordt door rechtvaardiging verleend. Heiliging is het beoogde
resultaat van genade. Gehoorzaam geloof is vereist om genade te
ontvangen.
Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God
door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben
verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en
roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods (5:1, 2). Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling, Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)