Wie is de antichrist?

Door de eeuwen werden duizenden verschillende mensen als ‘de antichrist’ aangeduid. In ieder geslacht worden wij met sensatiemakers geconfronteerd die één of andere tijdgenoot als ‘de antichrist’ bestempelen.

Is de antichrist één bepaalde mens of een klasse mensen als één persoon voorgesteld?

Het woord ‘antichrist’ komt in de Schrift vijf maal voor, twee maal in 1 Johannes 2:18, en ook in 1 Johannes 2:22; 4:3 en 2 Johannes 7. Het voorzetsel ‘anti’ betekent ‘tegen’. Het woord verwijst naar iemand die tegen Christus is, de tegenstander van Christus of het tegenovergestelde van Christus.

De identiteit van de antichrist wordt in deze tekst en in de verwante teksten beschreven.

“Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is” (1 Johannes 2:18).

Hoewel dit de eerste keer is dat het woord ‘antichrist’ in het Nieuwe Testament voorkomt, wordt verwacht dat de lezers met het concept vertrouwd zijn. Zij wisten dat hij zou komen.

Jezus had gewaarschuwd: “Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden” (Matteüs 24:4, 5); “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen” (Matteüs 24:11, 12); “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd” (Matteüs 24:24, 25); “Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en: De tijd is nabij. Gaat hen niet achterna” (Lucas 21:8).

Wij worden voor “valse christussen en valse profeten” gewaarschuwd en Jezus zegt dat hun komst met wetsverachting gepaard zal gaan.

Petrus gaf een gelijkaardige waarschuwing: “Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend. En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden; en zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen” (2 Petrus 2:1 t/m 3).

Uit deze waarschuwingen van Christus en Petrus, die vele jaren eerder dan de brief van Johannes werden opgeschreven, wisten christenen dat er een afval zou zijn. Er zouden vele valse leraars zijn en velen zouden hen volgen. Wetteloosheid zou wijd verspreid zijn onder degenen die beweerden christen te zijn!

In 1 Johannes 2:18 merken wij ook op dat Johannes in staat was een gevolgtrekking te maken: “Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.”

Deze veelheid van valse leraars was het bewijs dat het laatste uur aangebroken was.

De gevolgtrekking van Johannes kunnen wij beter verstaan door wat hij hier zegt (geschreven rond 90 na Christus) te vergelijken met wat Paulus zowat 40 jaar eerder schreef. In zijn brief aan de Tessalonicenzen rond 53 na Christus zegt hij: “Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2 Tessalonicenzen 2:1 t/m 12).

In 53 na Christus moesten bepaalde voorspellingen nog in vervulling gaan vóór de wederkomst van Christus. De “afval” moest gebeuren “en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander”. Paulus spreekt van “het geheimenis der wetteloosheid”. Christus had voorspeld dat de wetsverachting zou toenemen (Matteüs 24:12). Paulus noemt deze “zoon des verderfs” “de wetteloze” en verwijst naar een Messiaanse profetie in Jesaja 11:4. Sommigen te Tessalonica dachten dat Christus onmiddellijk terugkwam. Paulus zegt dat een grootschalige afval onder de christenen eerst zou gebeuren.

Veertig jaar later, toen Johannes schreef, was de toestand veranderd. Zijn lezers waren met de voorspellingen van een afval bekend (Matteüs 24:4, 5, 11, 23 t/m 26; Marcus 13:6, 21 t/m 23; Lucas 21:8; 2 Tessalonicenzen 2:1 t/m 12). Intussen was deze voorspelling in vervulling gegaan: de antichrist was al gekomen (1 Johannes 2:18; 4:3; 2 Johannes 7), de afval was reeds gebeurd (1 Johannes 2:19), en Christus kon op ieder ogenblik komen. Het laatste uur was aangebroken.

Vanaf toen kan Christus op ieder ogenblik komen. Wie dat verloochent is een valse leraar.

Johannes vervolgt: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent” (1 Johannes 2:22). Men kan Christus met zijn mond verloochenen, maar ook door valse leerstellingen en niet-voorgeschreven praktijken, zoals in 2 Johannes 9 staat: “Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon”.

Johannes spreekt ook over de geest van de antichrist. “Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld” (1 Johannes 4:2, 3). Let op de beweging van meervoud naar enkelvoud. Iedere geest die Jezus niet belijdt, is de geest van de antichrist. Met andere woorden, de geest van de antichrist stelt alle geesten voor die tegen Christus zijn.

Dezelfde beweging van meervoud naar enkelvoud vinden wij in 2 Johannes 7. “Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist”. Dus de vele misleiders zijn de antichrist.

Wie is de antichrist? Volgens Johannes, stelt ‘de antichrist’ de vele valse christussen en valse profeten voor die Jezus zei zouden opstaan en velen misleiden. De antichrist vertegenwoordigt alle valse leraars in de wereld, mensen die tegenstanders van Christus zijn of die zich in de plaats van Christus stellen.

Laten wij oppassen voor de geest van de antichrist, de geest van wetteloosheid, de geest die Gods woord tegenspreekt.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)