Hoe kunnen wij de eenheid van de Geest bewaren?

In zijn brief aan de Efeziërs beschrijft Paulus de eenheid in Christus: "Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig de roeping, waarmede gij geroepen zijt, met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen, en u te beijveren de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop van uw roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Efeziërs 4:1 t/m 6).

Christenen zijn tot vrede geroepen in het ene lichaam van Christus.

Paulus vermaant ons waardig onze roeping te wandelen. Tot vrede worden wij geroepen in het ene lichaam van Christus: "Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band van de volmaaktheid. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten" (Kolossenzen 3:12 t/m 15).

De eenheid is niet facultatief. Wij moeten ons "beijveren de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede" (Efeziërs 4:3). Onze wandel, onze levenswijze, moet deze roeping tot vrede in Christus waardig zijn.

De eenheid berust op liefde.

De liefde is "de band van de volmaaktheid", "de band van de vrede", de lijm die de leden van het lichaam samenbindt in Christus. Wij hebben elkaar lief zoals Jezus ons heeft liefgehad. Misschien lijkt een emmer vol kippeveren verenigd te zijn, maar probeer ze eens in de lucht te gooien.

De liefde werpt haar vruchten af: nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, innerlijke ontferming, goedheid, geduld en het vergeven van elkaar, zoals Christus ons vergeeft. Deze zijn ingrediënten in het recept van de eenheid.

De eenheid moet onderhouden worden.

Wij moeten "de eenheid van de Geest ... bewaren". De christelijke eenheid is niet een uitvinding van mensen. Die komt niet tot stand door het oprichten van centrale gezagsorganen of door de uitgifte van menselijke geloofsbelijdenissen. Dit zijn eigenlijk afwijkingen van de eenheid in Christus.

De christelijke eenheid is een geschenk van God dat wij moeten onderhouden, beschermen, bewaren. Wij moeten opletten dat wij de eenheid van de Geest niet kwijtspelen.

Er is één Here; er is één God en Vader van allen.

"Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde -- en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte -- voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem" (1 Korintiërs 8:5, 6).

"Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen" (1 Timoteüs 2:5, 6).

Er is één lichaam.

Aangezien er één God is, is er ook slechts één ware godsdienst.

En de ene ware godsdienst kan niet onderverdeeld worden. Er is één lichaam; er zijn geen twee of tweeduizend; er is slechts één. Een lichaam is ondeelbaar.

Er staat niet dat er één lichaam zou moeten zijn. Er is één lichaam. Paulus stelt de vraag: "Is Christus gedeeld?" (1 Korintiërs 1:13).

Het lichaam is de gemeente van Christus. De Vader "heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is" (Efeziërs 1:22, 23). Paulus schreef aan de Kolossenzen: "Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente" (Kolossenzen 1:24).

Dus het ene lichaam waarin de eenheid van de Geest bewaard moet worden, is de gemeente van Christus.

"Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander" (Romeinen 12:4, 5; zie ook 1 Korintiërs 12:20).

"Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood" (1 Korintiërs 10:17). Dit ene lichaam is de gemeente, die iedere eerste dag van de week bij de tafel des Heren aan dit ene brood deelneemt (Handelingen 20:7).

De eenheid van de Geest kan alleen in de gemeente van Christus bestaan omdat slechts Hij alle mensen één kan maken. Hij voegt Joden en niet-Joden samen tot één lichaam: "Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet van de geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader" (Efeziërs 2:14 t/m 18).

Er zijn vele verschillende kerken in de wereld, gesticht en onderhouden door mensen die met het lichaam van Christus niet tevreden zijn. Er is grote verdeeldheid onder hen die buiten het lichaam van Christus zijn. Indien u lid bent van enige kerk of godsdienstige organisatie behalve de gemeente die Jezus heeft gesticht, dan dient u God in het ene lichaam van Christus niet. De eenheid van de Geest bestaat uitsluitend in Zijn lichaam, de gemeente van Christus.

Er is één Geest.

Door één Geest worden wij tot één lichaam verenigd. "Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt" (1 Korintiërs 12:12, 13).

Er is één doop.

"Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt " (1 Korintiërs 12: 13). Uitsluitend door de ene doop kunnen wij één in Christus zijn: "Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus" (Galaten 3:27, 28). De doop moet een begrafenis zijn (Romeinen 6:4). Wij moeten met Hem begraven zijn in de doop (Kolossenzen 2:12). Wij moeten uit water en Geest geboren worden (Johannes 3:5). "Want drie zijn er, die getuigen: de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één" (1 Johannes 5:7, 8). Wij moeten tot vergeving van zonden gedoopt worden (Handelingen 2:38). Er is één doop.

In de wereld zijn er vele soorten doop omdat de mensen met het ene doop tot in het lichaam van Christus, niet tevreden zijn. Door onbijbelse vormen van doop worden mensen van de eenheid in Christus uitgesloten. Indien u niet gedoopt bent met de ene doop van het Nieuwe Testament, bent u nog niet in het lichaam van Christus, Zijn gemeente. De eenheid van de Geest bestaat uitsluitend onder degenen die door één Geest tot het ene lichaam, de gemeente van Christus, zijn gedoopt.

Er is één geloof.

Het ene geloof is het oorspronkelijk geloof. Judas schreef: "Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning, tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is" (Judas 3).

Ons heil hangt af van dat oorspronkelijk geloof. Titus moest de Kretenzers berispen, opdat ze gezond mochten zijn in het geloof (Titus 1:13). Paulus waarschuwde de Korintiërs: "Blijft waakzaam, staat in het geloof" (1 Korintiërs 16:13). Paulus zei de Kolossenzen dat zij wel gegrond en standvastig in het geloof moesten blijven (Kolossenzen 1:23). Kort voor zijn dood kon Paulus schrijven: "Ik heb het geloof behouden" (2 Timoteüs 4:6).

In Efeziërs 4:11 t/m 16 verklaart Paulus hoe Jezus leiders aan Zijn gemeente heeft gegeven, om de 'eenheid van het geloof' te bevorderen.

Eerst worden de apostelen en profeten genoemd. "En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven" (Efeziërs 4:11). Dit zijn de apostelen en profeten van de eerste eeuw, die samen met Christus het fundament van de gemeente vormen (Efeziërs 2:20). Dit verwijst naar de twaalf oorspronkelijke apostelen. Over Sion lezen wij: "En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam" (Openbaring 21:14).

Om de eenheid van het geloof te bewaren, moeten wij de leer van de apostelen en profeten van het Nieuwe Testament volgen.

Evangelisten, oudsten en leraars zijn ook aan de gemeente gegeven om het ene geloof te prediken en te onderrichten.

"En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom van de volheid van Christus" (Efeziërs 4:11 t/m 13).

De 'eenheid van het geloof' is ook de eenheid van de 'volle kennis van Christus'. Deze kennis komt door de heilige Schrift: "Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Timoteüs 3:16, 17).

Deze "eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon Gods" beschermt ons tegen de verdeeldheid die door valse leraars wordt gezaaid: "Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel van de mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt" (Efeziërs 4:14).

Er is één geloof. Om de eenheid van het geloof te bewaren, moeten wij de Schrift voldoende kennen, dat winden van valse leer ons niet als kippeveren wegwaaien. Een oudste moet zich houden "aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen" (Titus 1:9). "Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en andermaal terechtgewezen te hebben, afwijzen; gij weet immers, dat zo iemand het spoor geheel bijster is, en dat hij zondigt, terwijl hij zichzelf veroordeelt" (Titus 3:10, 11).

In deze wereld zijn er vele geloven omdat mensen iets anders willen geloven dan het ene geloof dat eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd (Judas 3). Buiten het ene geloof heerst er verdeeldheid. "Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt" (2 Korintiërs 13:5).

De eenheid van de Geest bestaat uitsluitend onder degenen die bij het ene geloof van de ene Heer zijn, die door één Geest gedoopt zijn tot het ene lichaam, de gemeente van Christus.

Laten wij "beijveren de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede."

Er is "één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop van uw roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Efeziërs 4:3 t/m 6). Amen.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)