God is liefde

“God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem (1 Johannes 4:16). “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde” (1 Johannes 4:8).

De liefde is een wezenlijke hoedanigheid van God. Liefde is Zijn aard. Wij moeten leren liefhebben; wij moeten de liefde ontplooien. God is liefde.

Dit mag niet omgedraaid worden. Dat God liefde is, betekent niet dat de liefde God is. Deze verkeerde opvatting verlaagt God tot de personificatie van een deugd. Johannes zegt ook, “God is licht” (1 Johannes 1:5). Dit betekent niet dat licht God is.

'God is liefde' omschrijft Zijn aard.

Johannes, in zijn eerste brief, beklemtoont Gods liefde voor ons en hoe wij behoren te reageren.

God toonde Zijn liefde door Zijn Zoon te zenden.

“Hierin is de liefde Gods voor ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden” (1 Johannes 4:9, 10).

“God echter bewijst zijn liefde voor ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is” (Romeinen 5:8). “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Johannes 3:16). “Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet” (1 Johannes 3:16).

“God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, door genade zijt gij behouden” (Efeziërs 2:4, 5).

Niets van buiten af kan ons van Gods liefde scheiden: “Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Romeinen 8:38, 39).

“Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden” (1 Johannes 3:1).

Gods liefde moedigt ons aan en geeft ons vertrouwen om een hechte relatie met Hem te hebben: “En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God voor ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag van het oordeel, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Johannes 4:16 t/m 19).

“Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” [1 Johannes 4:19].

Onze hoogste liefde komt God toe. Jezus zei, “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod” (Matteüs 22:37, 38).

Paulus spreekt over “haters van God” in Romeinen 1:30.

God heeft Zijn liefde bewezen. Hij verdient onze liefde. Hij bezielt onze liefde. Toch kiest iedere mens òf God lief te hebben òf God te haten. Een neutrale positie is er niet. God straft de mensen die Hem haten en zegent de mensen die Hem liefhebben (Exodus 20:5, 6).

Waarom zou wie dan ook God haten? Omdat men meer liefde heeft voor iets anders: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde van de Vader is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15 t/m 17).

Wanneer wij de liefdevolle genade Gods aanvaarden door ons te laten dopen, wordt Gods Geest over ons uitgestort: “Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen, heeft Hij, niet om werken van gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad van de wedergeboorte en van de vernieuwing door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hoop van het eeuwig leven” (Titus 3:4 t/m 7).

Door de Geest wordt Gods liefde in onze harten uitgestort: “De hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is” (Romeinen 5:5).

Wij ontvangen de gave van de heilige Geest bij de doop: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de heilige Geest ontvangen” (Handelingen 2:38).

De liefde van God wordt in onze harten uitgestort door de heilige Geest die ons geven is. Omdat wij Gods liefde ervaren hebben, willen wij Hem en anderen liefhebben zoals Hij ons liefheeft.

Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.

“En dit is zijn gebod: dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft” (1 Johannes 3:23).

“Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is Gods liefde voor ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkaar lief te hebben. Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden” (1 Johannes 4:7 t/m 12).

Paulus zei aan de Tessalonicenzen: “Over de broederliefde is het niet nodig u te schrijven; immers, gij hebt zelf van God geleerd elkaar lief te hebben” (1 Tessalonicenzen 4:9).

“Want dit is de verkondiging, die gij van het begin gehoord hebt: dat wij elkaar zouden liefhebben” (1 Johannes 3:11).

De mensen behoren ons als volgelingen van Christus te herkennen wegens onze liefde voor elkaar. Jezus zegt aan Zijn volgelingen: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkaar liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkaar” (Johannes 13:34, 35).

Het is niet voldoende te zeggen dat wij de broeders liefhebben. De ware liefde geeft daadwerkelijke hulp waar nodig: “Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten. Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem? Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid” (1 Johannes 3:16 t/m 18).

“Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben” (1 Johannes 4:20, 21).

Wie God liefheeft, onderhoudt Zijn geboden.

Jezus zegt: “Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied” (Johannes 15:12 t/m 14).

“En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft” (1 Johannes 2:3 t/m 6).

Sommigen misbruiken de uitdrukking, “Indien wij elkaar liefhebben, blijft God in ons” (1 Johannes 4:12) bij een bewering dat wat wij leren of hoe wij aanbidden van geen belang is, zolang wij elkaar liefhebben. Maar Johannes verklaart: “Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren” (1 Johannes 5:2, 3). “Dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen” (2 Johannes 6).

Indien ons onderricht en onze aanbidding niet in overeenstemming zijn met Gods woord, zijn wij leugenaars wanneer wij zeggen dat wij God liefhebben en zijn wij leugenaars wanneer wij zeggen dat wij de broeders liefhebben, volgens de apostel Johannes.

Wat hebben wij geleerd over Gods liefde voor ons en hoe wij behoren te reageren?

“God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem (1 Johannes 4:16). “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde” (1 Johannes 4:8).

God toonde Zijn liefde door Zijn Zoon te zenden. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben. Wie God liefheeft, onderhoudt Zijn geboden.

“De Here neige uw harten tot de liefde Gods” (2 Tessalonicenzen 3:5). “Bewaart uzelf in de liefde Gods” (Judas 20).

“Weest eensgezind, houdt vrede, en de God van de liefde en van de vrede zal met u zijn” (2 Korintiërs 13:11). En tot slot vers 13: “De genade van de Here Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. Amen”.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)