Hoedt de Kudde Gods

Petrus schreef aan de oudsten: "Hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde " (1 Petrus 5:2,3).

De gemeente heeft leiding nodig en Jezus heeft daarin voorzien.

Christus is het hoofd van Zijn gemeente.

Nadat Jezus uit de dood was opgestaan, zei Hij: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde" (Matteüs 28:18). "Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente " (Kolossenzen 1:18). Christus is de ene Herder van Zijn kudde: "Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder" (Johannes 10:16).

Christenen mogen in de gemeente geen heerschappij voeren.

Jezus zei aan Zijn volgelingen: "Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder u niet " (Matteüs 20:25 // Lucas 22:24 t/m 26).

Jezus verbiedt kerkelijk gezag. Er is geen hiërarchie in Zijn gemeente. Verschillen in rang, die in een hiërarchie wezenlijk zijn, worden verboden: "En toen Hij thuis gekomen was, vroeg Hij hun: Waarover waart gij onderweg in gesprek? En zij zwegen, want zij hadden onderweg met elkander erover gesproken, wie de meeste was. En Hij ging zitten, riep de twaalven en zeide tot hen: Indien iemand de eerste wil zijn, die zal de allerlaatste zijn en aller dienaar" (Marcus 9:33 t/m 35). "Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn" (Matteüs 23:7b t/m 11).

Wat is een rabbi? Zowel Jezus als Johannes de Doper werden rabbi genoemd (Johannes 9:2; 3:36). Een rabbi is een leraar die in een meester/volgeling verhouding staat met zijn leerlingen. Volgens gewoonte, kunnen de volgelingen uiteindelijk zelf meesters worden en hun eigen volgelingen hebben.

Volgelingen van Jezus mogen zich niet rabbi laten noemen. Zij blijven volgelingen. Christus is de enige rabbi en Zijn volgelingen zijn allen broeders.

Wanneer Jezus zegt, 'één is uw Meester' is dit het gewone woord voor 'leraar'. Hier echter staat het in verband met 'rabbi'.

Er zijn wel leraars in de gemeente (Handelingen 13:1; 1 Korintiërs 12:28 t/m 30; Efeziërs 4:11 t/m 16) maar niet in de zin van een rabbi. Een leraar in de gemeente is gewoon een medebroeder, hij heeft geen volgelingen.

Het Grieks woord hier voor 'leidsman' komt in het Nieuwe Testament nergens anders voor. Het betekent een mentor, een persoonlijke studiemeester. Leden van de Orthodoxe Kerk worden aangemoedigd een 'geestelijke directeur' te vinden om hen te helpen groeien in het geloof. Zoiets is door Jezus verboden. Hij is onze enige Leidsman, onze enige Mentor, onze enige Geestelijke Leider.

Wij ontvangen hulp van onze broeders in Christus, maar wij mogen niet één bepaalde persoon hebben als onze geestelijke leider, behalve Jezus Zelf. "Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs" (Hebreeën 12:3).

Oudsten hebben geen persoonlijk gezag maar geven leiding "naar de wil van God" (1 Petrus 5:2), dus op basis van Gods woord, "niet als heerschappij voerend" ... "maar als voorbeelden der kudde" (1 Petrus 5:4).

In de gemeente mag geen heerschappij gevoerd worden.

Jezus heeft de nodige leiders aan de gemeente gegeven.

"En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus" (Efeziërs 4:11 t/m 13).

De apostelen en profeten geven leiding door de heilige Schrift.

"Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is" (Efeziërs 2:19,20).

Door tekenen, wonderen, krachten en bijzondere gaven van de Heilige Geest heeft God in de eerste eeuw de boodschap van de apostelen bevestigd: "Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd, terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil" (Hebreeën 2:1 t/m 4).

God beval de apostelen het evangelie aan alle volken door heilige Schriften bekend te maken: "naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken" (Romeinen 16:25b,26).

De gemeente heeft geen overkoepelende organisatie.

In het Nieuwe Testament staat iedere plaatselijke gemeente onder de rechtstreekse leiding van Christus door Zijn woord. Wanneer mensen centrale organisaties oprichten, zijn ze in opstand tegen het gezag van Christus.

Christus geeft herders, evangelisten, leraars en dienaars aan de gemeente.

In de Schrift zijn er duidelijke instructies i.v.m. leidende functies in de gemeente. De gemeente van Christus heeft uitsluitend deze voorgeschreven functies. Een godsdienstige groepering die deze instructies niet volgt, of die bijkomende leiders heeft, is geen gemeente van Christus.

Oudsten geven leiding in the plaatselijke gemeente.

"En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden" (Handelingen 14:23).

Iedere plaatselijke gemeente werd door een raad van oudsten geleid. Het Grieks woord is PRESBUTEROS wat een oudste of een oudere man kan betekenen, afhankelijk van het verband.

Oudsten worden ook herders genoemd [POIMEEN] (Efeziërs 4:11) en opzieners [EPISKOPOS] (Handelingen 20:28).

Zij moeten strenge voorwaarden nakomen alvorens benoemd te worden (1 Timoteüs 3:1 t/m 7; Titus 1:5 t/m 9). Evangelisten hebben de opdracht bekwame mannen als oudsten aan te stellen (Titus 1:5). Wanneer oudsten in overeenstemming met de heilige Schrift worden aangesteld, worden zij door de Heilige Geest aangesteld. Paulus zei aan de oudsten van Efeze: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden" (Handelingen 20:28).

Zolang geen mannen de voorwaarden nakomen, heeft men van de Heilige Geest geen bevoegdheid om oudsten aan te stellen. Intussen wordt de gemeente door de mannen geleid, daar de Schrift de mannen als leiders aanduidt (1 Timoteüs 2:12 t/m 14).

Dienaars dienen in de plaatselijke gemeente.

Naar het Grieks woord daarvoor worden zij soms 'diakenen' genoemd.

Zij worden aangesteld om bepaalde concrete taken te verrichten (Handelingen 6:3,4).

Zij moeten ook specifieke voorwaarden nakomen alvorens benoemd te worden (1 Timoteüs 3:8 t/m 13).

Het woord 'dienaar' (zoals 'oudste' en 'leraar') kan zowel in een algemene als in een specifieke zin gebruikt worden. In de algemene zin zijn alle christenen 'dienaars' maar niet in de specifieke zin.

In algemene zin wordt Febe 'dienares' van de gemeente te Kenchreae genoemd (Romeinen 16:1,2). Als vrouw kwam zij de voorwaarden voor benoeming niet na. Men moet trouwens de man van één vrouw zijn (1 Timoteüs 3:12)!

Evangelisten, ook predikers genoemd, verkondigen het evangelie.

Paulus schreef aan Timoteüs: "verkondig het woord" (2 Timoteüs 4:2), "doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle" (2 Timoteüs 4:5).

Predikers zijn noodzakelijk in Gods plan voor het heil van de mensen: "Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen" (Romeinen 10:14,15).

Predikers worden door hun medegelovigen ondersteund: "Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven" (1 Korintiërs 9:14).

Leraars geven onderricht in de gemeente.

"Nu waren er te Antiochië in de gemeente aldaar profeten en leraars" (Handelingen 13:1).

Hoewel in algemene zin alle christenen na een tijd leraars dienen te worden (Hebreeën 5:12), niet alle christenen zijn leraars in de formele zin. Paulus vraagt: "Zijn zij soms ... allen leraars?" (1 Korintiërs 12:29) en Jakobus geeft de waarschuwing: "Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden" (Jakobus 3:1).

Paulus schreef over bepaalde mensen die wel leraars wilden zijn maar niet bekwaam waren: "Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat; zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken" (1 Timoteüs 1:6,7).

Wie niet bekwaam is, mag in de gemeente geen les geven. Maar mannen met aanleg moeten opgeleid worden. Paulus schreef aan Timoteüs, "en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten" (2 Timoteüs 2:2).

Vrouwen mogen aan mannen geen leiding geven.

Paulus schreef: "Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden" (1 Timoteüs 2:11,12).

Dit houdt in dat vrouwen in de vergadering niet mogen voorgaan: "Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente" (1 Korintiërs 14:34,35).

Oudere vrouwen geven onderricht aan jongere vrouwen.

"Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende, zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en aan haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde" (Titus 2:3 t/m 5).

Hoe is de leiding in Gods gemeente?
Christus is het hoofd. Christenen mogen geen heerschappij voeren. Jezus heeft de nodige leiders aan de gemeente gegeven. De apostelen en profeten geven leiding door de heilige Schrift. Christus geeft herders, evangelisten, leraars en dienaars aan de gemeente. Vrouwen mogen aan mannen geen leiding geven. Oudere vrouwen geven onderricht aan jongere vrouwen.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).


Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)