Bent u klaar voor het oordeel?

God is “de Rechter der ganse aarde” (Genesis 18:25). “De HERE richt de volken” (Psalm 7:9 // Hebreeën 10:30). “Over de rechtvaardige en de onrechtvaardige zal God gericht oefenen” (Prediker 3:17). “Maar de HERE zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid” (Psalm 9:8, 9). “Indien de ene mens tegen de andere mens zondigt, dan zal God hem richten” (1 Samuël 2:25).

“Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad” (Prediker 12:13, 14).

Het oordeel komt. Het leven is kort. Allen moeten sterven. Zijn we klaar? Het is de mens beschikt “éénmaal te sterven en daarna het oordeel” (Hebreeën 9:27).

Door Christus worden wij geoordeeld.

Jezus zei: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren” (Johannes 5:22, 23).

Omdat Jezus zowel Zoon van God als Zoon des mensen is, werd Hij aangesteld om de mensenkinderen te oordelen. Jezus zei: “Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf. En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel. Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft” (Johannes 5:26 t/m 30).

Zoals Paulus aan de mannen van Athena zei: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken” (Handelingen 17:30, 31). Jezus is het, “die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden” (Handelingen 10:42 - Zie ook 2 Timoteüs 4:1).

Het woord van Christus zal ons oordelen.

Jezus zei: “Indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft één, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage” (Johannes 12:47, 48).

Paulus spreekt van de dag waarop “God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus” (Romeinen 2:16); hij spreekt van “het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap. Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek; maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God” (Romeinen 2:5 t/m 11).

“Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12). “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Korintiërs 5:10).

“En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap” (1 Petrus 1:17).

Hoe kunnen wij ons voor het oordeel klaarmaken?

Wij moeten de wil van God kennen. We moeten de wil van God doen. Onze zonden moeten door het bloed van Christus vergeven zijn.

Helaas, er zijn velen die de wil van God niet kennen, en toch menen dat zij wijs zijn. Deze vergissing werd dikwijls door Israël gemaakt. De Heer berispte hen: “Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar mijn volk kent het recht des HEREN niet. Hoe durft gij zeggen: Wij zijn wijs en de wet des HEREN is bij ons? Voorwaar, zie, bedrieglijk heeft de leugenpen der schrijvers die vervaardigd! Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt! Zie, het woord des HEREN hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?” (Jeremia 8:7 t/m 9).

Mensen die het woord van God verwerpen, kennen ‘het recht des HEREN’ niet. De schriftgeleerden, de godsdienstige leiders, waren het volk aan het misleiden. Zij hadden een ‘leugenpen’ die bedrog vervaardigde. Velen zullen op de dag des oordeels verloren gaan omdat dat zij Gods woord verwerpen en naar godsdienstige leiders luisteren. In plaats van naar God te luisteren, luisteren zij naar mensen.

Uitsluitend door Gods woord, kunnen wij Zijn wil kennen.

Toch is het niet voldoende, Gods wil te kennen. Zijn wil moeten wij ook doen.

Jezus zei: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot” (Matteüs 7:21-27).

De wil van God moeten wij èn kennen èn doen. Maar wat van onze zonden? We komen allemaal tekort en zondigen.

Onze zonden moeten door het bloed van Christus vergeven zijn.

We verdienen het om te sterven vanwege onze zonden. Jezus had geen zonde, dus verdiende Hij het niet om te sterven, Hij hoefde niet te sterven. Maar Hij liet Zich gewillig kruisigen om de straf voor mijn zonden en voor jouw zonden te ondergaan.

Jezus zei: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven” (Johannes 5:24).

Bekering is vereist. Jezus zei: “Als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen” (Lucas 13:3). Dit betekent dat wij berouw voor onze zonden moeten hebben en het besluit moeten nemen volgens Gods wil te leven. We moeten gedoopt worden. Jezus zei: “Wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden” (Marcus 16:16).

Laten wij ons voorbereiden op het oordeel.

“Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?” (1 Petrus 4:17).

Het oordeel begint bij ons. Het oordeel begint bij het huis Gods. Wij christenen kunnen dankbaar zijn dat wij door het bloed van Christus aan de veroordeling zijn ontsnapt. Toch mogen wij niet gemakzuchtig zijn. De Schrift moeten wij ernstig bestuderen om de wil van God te kunnen kennen en doen.

Wat zal het einde zijn van hen die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? Allen die het evangelie nog niet hebben gehoorzaamd, zijn niet klaar voor het oordeel. Hun zonden scheiden hen nog van God. Door het woord van Christus te geloven en te gehoorzamen, kunnen zij van het oordeel behouden worden.

Zijn wij klaar voor het oordeel?

Wij moeten de wil van God kennen. We moeten de wil van God doen. Onze zonden moeten door het bloed van Christus vergeven zijn. Laten wij ons klaar maken! Laten wij klaar zijn. Dan kunnen wij “met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” (Hebreeën 4:16). Amen.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)