Laat u dopen en uw zonden afwassen
Deze woorden werden aan Paulus gericht nadat hij op weg naar
Damascus de Heer had gezien en nadat hij voor drie dagen had gevast.
Paulus, die oorspronkelijk Saulus heette, was een vooraanstaande
leider onder het Joodse volk. Hij geloofde niet in Jezus. Hij dacht dat
christenen overtreders van de wet van Mozes waren.
En Saulus verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het
andere binnen en sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen
over in de gevangenis (Handelingen 8:3).
Maar iets verbazend gebeurde.
En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des
Heren, ging naar de hogepriester, en vroeg van hem brieven naar
Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van
die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.
En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus
naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; en ter aarde
gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom
vervolgt gij Mij? En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben
Jezus, die gij vervolgt. Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal u
gezegd worden, wat gij doen moet. En de mannen, die met hem reisden,
stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen.
En Saulus stond op van de grond en hoewel hij zijn ogen open had, kon
hij niets zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar
Damascus. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet
(Handelingen 9:1 t/m 9).
Paulus verhaalde vele jaren later wat toen gebeurde: En een zekere
Ananias, een godvruchtig man naar de wet, van wie alle Joden, die daar
woonden, een goed getuigenis gaven, kwam tot mij, ging bij mij staan en
zeide tot mij: Saul, broeder, word weer ziende! En op hetzelfde ogenblik
werd ik weer ziende en zag hem. En hij zeide: De God onzer vaderen
heeft u voorbestemd om zijn wil te leren kennen en de Rechtvaardige te
zien en een stem uit zijn mond te horen; want gij moet getuige voor Hem
zijn bij alle mensen, van hetgeen gij gezien en gehoord hebt. En nu, wat
aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder
aanroeping van zijn naam (Handelingen 22:12 t/m 16).
Laten wij dit laatste vers grondig bekijken: En nu, wat aarzelt gij
nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van
zijn naam (Handelingen 22:16).
Ananias vroeg Paulus eerst:
Wat aarzelt gij nog?
Paulus had de Heer gezien. Hij had gevast. Hij geloofde in Jezus en
zag in dat hij fout was. Het was tijd om te handelen.
Jaren later schreef Paulus aan de Korintiërs, Zie, nu is het de tijd
des welbehagens; zie, nu is het de dag des heils (2 Korintiërs 6:2).
Velen die in Christus geloven en berouw voor hun zonden hebben,
stellen hun doop uit, al weten ze dat het een gebod van de Heer is.
Wanneer men het boek Handelingen leest, waarin vele voorbeelden van
bekering staan, merkt men dat de mensen onmiddellijk werden gedoopt,
zo gauw zij in Jezus geloofden. Dit deden ze omdat zij wisten dat de doop
tot vergeving van zonden is (Handelingen 2:38) en om lid van het lichaam
van Christus te worden: Want door één Geest zijn wij allen tot één
lichaam gedoopt (1 Korintiërs 12:13). Indien u gelooft dat Jezus de Zoon
van God is en indien u uw leven aan God wil toewijden en behouden
worden, Wat aarzelt gij nog?
Sta op, laat u dopen!
Het woord dopen is een vertaling van het Grieks woord:
BAPTIDZO dat onderdompelen of indopen betekent. Een bijbelse
doop is een onderdompeling in water. Kerken die een beetje water op
mensen gieten of besprengen, volgen de bijbel niet. Wat zij doen is geen
doop, is geen onderdompeling. Eigenlijk dopen zij de mensen helemaal
niet. Iemand die alleen een dergelijk doopsel is ondergaan, is nooit echt
gedoopt geweest. De Heer heeft hij niet gehoorzaamd.
Er staat ook: Sta op. Een geldige doop moet het gevolg zijn van
een persoonlijke beslissing om zich van zonden te bekeren en Jezus te
volgen. Op de Pinksterdag heeft Petrus aan de schare gezegd: Bekeert u
en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot
vergeving van uw zonden (Handelingen 2:38).
Zich bekeren betekent zich van zonde afwenden en zich aan God
toewijden. Een jong kind heeft geen zonde begaan, en kan zich daarom
niet bekeren. Hij is onschuldig. Hij is nog niet verloren. Hoe kan hij tot
vergeving van zonden worden gedoopt?
Wanneer ouders met goede bedoeling hun babys een doopsel laten
ondergaan, en denken dat zij hen laten dopen, worden zij bedrogen door
valse tradities die met Gods Woord in strijd zijn.
Zich van zonde afwenden en zich aan God toewijden is iets dat men
zelf moet doen. Niemand kan dit voor u beslissen.
De kamerling uit Morenland, na het evangelie gehoord te hebben,
vroeg aan Filippus: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt
word? En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd.
En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God
is. En hij liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water,
zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem (Handelingen 8:36
t/m 38).
Men mag uitsluitend gedoopt worden indien men gelooft dat Jezus
Christus de Zoon van God is en indien men bereid is zijn geloof te
belijden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de
mond belijdt men tot behoudenis (Romeinen 10:10). En nu, wat aarzelt
gij nog? Sta op, laat u dopen.
En uw zonden afwassen!
Hoewel Paulus op weg naar Damascus de Heer had gezien, hoewel
hij drie dagen had gevast, waren zijn zonden nog niet afgewassen. Dat
gebeurt pas wanneer men tot de dood van Christus wordt gedoopt.
Paulus legt dit in Romeinen 6:3, 4 uit. Of weet gij niet, dat wij allen,
die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan
met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de
doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid
des levens zouden wandelen.
Het bloed van Christus is het zoenmiddel voor onze zonden
(Romeinen 3:25). De doop geeft toegang tot Zijn bloed. Door de kracht
van Zijn offer worden onze zonden bij de doop afgewassen. Doop -
onderdompeling - stelt de begrafenis en opstanding van Christus voor. Wij
worden gedoopt, wij worden ondergedompeld, in Zijn dood. Daarna staan
wij op uit het water om in nieuwheid des levens te wandelen, herboren
door de kracht van Gods Geest.
Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen.
Onder aanroeping van zijn naam.
De grondstof, water, heeft geen magische kracht om zonden af te
wassen.
De kracht is van God. Voor redding, roepen wij de Heer aan door ons
in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest te
laten dopen (Matteüs 28:19). In de naam van betekent op gezag van.
Om door God bekrachtigd te worden, moet een doop met Zijn woord in
overeenstemming zijn.
Zelf roepen wij God aan door ons te laten dopen. Onze ouders
kunnen dit niet voor ons doen.
De doop is niet een reiniging van het lichaam, maar een vraag om
een goed geweten krachtens de opstanding van Christus. In verband met
Noachs redding door water, zegt Petrus: Als tegenbeeld daarvan redt u
thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar
een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus
Christus (1 Petrus 3:21).
De doop is geen verdienstelijk werk, maar een gave Gods die wij
ontvangen, een bad der wedergeboorte dat ons reinigt en ons door het
bloed van Christus redt: Want vroeger waren ook wij verdwaasd,
ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot,
levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. Maar toen de
goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland [en] God verscheen,
heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan
hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der
wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest, die Hij rijkelijk
over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij,
gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden
overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven (Titus 3:3 t/m 7).
En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw
zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam! Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)