Strijdt tot het uiterste voor het geloof!
Judas richt zijn brief aan de geroepenen, die in God, de
Vader, geliefd en voor Jezus Christus bewaard zijn (Judas 1).
De brief van Judas klinkt als een bazuingeschal, een
dringende oproep om het oorspronkelijk geloof te verdedigen en
dit tegen de vernietigende invloed van valse leraars in de
gemeente.
Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te
schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij
genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te
strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd
is (Judas 3).
Judas vermaant zijn broeders uit liefde.
Judas heeft zijn geloofsgenoten lief en wil dat zij behouden
blijven. Hij begint en eindigt zijn brief met een zegen:
Barmhartigheid, vrede en liefde worde u vermenigvuldigd
(Judas 2); Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en
onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde,
de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here,
heerlijkheid, majesteit, kracht en macht vóór alle eeuwigheid,
èn nu èn in alle eeuwigheden! (Judas 24, 25).
Judas wil dat zijn medechristenen blijven genieten van de
barmhartigheid, vrede en liefde die in Christus Jezus de hunne
zijn. Hij wil dat God hen voor struikelen zal behoeden opdat zij
vóór Hem in grote vreugde mogen staan.
Laten wij de vermaning van Judas grondig bekijken.
Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven
over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te
doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het
geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is (Judas 3).
Wat bedoelt Judas met ons gemeenschappelijk heil?
Hij richt zijn brief aan de geheiligden (Judas 1), zij die
door Christus uit de zonde zijn verlost. Hun heil is
gemeenschappelijk doordat alle ware gelovigen eraan deel
hebben.
De mensheid kan alleen door Jezus Christus gered worden:
De behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de
hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor
wij moeten behouden worden (Handelingen 4:12).
Al de verlosten hebben een gemeenschappelijk heil
doordat zij aan dezelfde gemeente zijn toegevoegd
(Handelingen 2:47), de gemeente van Christus, die Zijn
lichaam is (Efeziërs 1:22, 23).
Op de eerste dag van de week (Handelingen 20:7) nemen
zij allen deel aan de tafel des Heren (1 Korintiërs 10:21) door
het brood te eten en de beker te drinken als gemeenschap met
het lichaam en bloed van Christus (1 Korintiërs 10:16)
waardoor zij behouden zijn. Omdat het één brood is, zijn wij,
hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan
het ene brood (1 Korintiërs 10:17).
Wat is het geloof?
Het geloof is wat de verlosten geloven, het geheel van
de waarheid via de apostelen geopenbaard (Johannes 16:13) en
door de gemeente gelooft. Het is het geloof van Jezus
(Openbaring 14:12 - Voorhoeve en Grieks), de overtuigingen
die Jezus aan Zijn volgelingen voorschrijft.
Deze verzameling van waarheden die de gemeente van
Christus gelooft, wordt ook het evangelie van Christus
genoemd (Romeinen 15:19), het woord van Christus
(Kolossenzen 3:16) en de leer van Christus (2 Johannes 9).
Het christelijk geloof is een gemeenschappelijk geloof
(Titus 1:4). Alle ware volgelingen van Christus hebben hetzelfde
geloof, zij geloven dezelfde dingen. Hun gemeenschappelijk
heil is op een gemeenschappelijk geloof gebaseerd,
uitgeoefend, niet in afzondering, maar in een gemeenschap van
gelovigen, de gemeente van Christus. Door hun
gemeenschappelijk geloof hebben zij gemeenschap met God en
met elkaar.
Wegens verdeeldheid te Korinte schreef Paulus: Doch ik
vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus
Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen
onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één
van gevoelen (1 Korintiërs 1:10).
De geest van onze tijd wil ons doen denken dat wij mogen
geloven wat wij maar willen, dat één godsdienst even goed is
als een andere, dat wij gewoon gelijk welke kerk mogen kiezen
die ons ligt.
Eens toen ik in gesprek met een predikant probeerde te
komen door te zeggen dat het jammer was dat wij verdeeld
waren, was hij er niet mee eens. Hij vond het goed dat mensen
uit vele mogelijkheden een geloof konden kiezen waar zij zich
thuis in voelden!
Maar Judas zegt dat wij voor het geloof tot het uiterste
moeten strijden. Dat geloof werd in de eerste eeuw eenmaal
aan de heiligen overgeleverd en wordt voor ons in het Nieuwe
Testament bewaard.
Er is slechts één geloof dat van God is. Er is één lichaam
en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer
roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van
allen, die is boven allen en door allen en in allen (Efeziërs 4:4
t/m 6).
De ene God is niet de ontwerper van de duizenden
tegenstrijdige geloven die onder het mom van de christenheid
verkondigd en beoefend worden. Want God is geen God van
wanorde (1 Korintiërs 14:33). Er is één God die de ontwerper
is van één geloof met één doop met als gevolg één
lichaam (één gemeente).
Het geloof bestaat dus uit al de overtuigingen die Jezus
aan Zijn volgelingen heeft voorgeschreven. Daarop baseren zij
hun hoop van eeuwig leven: Maar gij, geliefden, bewaart uzelf
in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst
geloof en door te bidden in de heilige Geest, verwachtende de
ontferming van onze Here Jezus Christus tot het eeuwige leven
(Judas 20, 21).
Welk geloof werd eenmaal aan de heiligen overgeleverd?
Een liefhebber van waarheid, die het ene geloof zoekt,
wordt met een verbazingwekkende waaier van afwijkende
geloven geconfronteerd die beweren christelijk te zijn.
Enkele eenvoudige toetsen kunnen echter de overgrote
meerderheid daarvan meteen elimineren. Een geloof dat na de
tijd van de apostelen is ontstaan, kan niet het geloof zijn dat
eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd. Een geloof dat op
vermeende profetieën na de tijd van de apostelen berust, kan
niet het geloof zijn dat eenmaal aan de heiligen werd
overgeleverd. Een geloof dat geloofspunten verandert, kan niet
het geloof zijn dat eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd.
Een geloof dat zich naar de tijdgeest plooit, kan niet het geloof
zijn dat eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd. Een geloof
dat niet eens probeert het oorspronkelijk geloof te zijn, kan niet
het geloof zijn dat eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd.
Wat strekkingen betreft die beweren het oorspronkelijk
geloof te zijn, moet men nagaan of hun bewering wel juist is.
Dit sluit alle geloven uit die duidelijk anders dan het
oorspronkelijk geloof zijn.
Het geloof dat eenmaal aan de heiligen werd overgeleverd,
is in het Nieuwe Testament bewaard gebleven (Johannes 20:30,
31; Romeinen 16:25, 26; 1 Korintiërs 14:37; 2 Timoteüs 3:16,
17; 2 Petrus 2:19 t/m 21). Daar wordt het ene geloof gevonden!
Onze taak is gewoon dat geloof te leren kennen, te aanvaarden
en in de praktijk te brengen.
Waarom moeten wij voor het geloof strijden?
Voor iets strijden houdt in dat wij het krachtig
verkondigen, logisch bewijzen en tegen alle aanvallen
verdedigen.
Judas geeft deze verklaring voor zijn vermaning:
Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven
over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te
doen met de vermaning, tot het uiterste te strijden voor het
geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Want er zijn
zekere mensen binnengeslopen - reeds lang tevoren tot dit
oordeel opgeschreven - goddelozen, die de genade van onze
God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en
Here, Jezus Christus, verloochenen (Judas 3, 4).
Judas is mild en teder bij het vermanen van zijn broeders,
maar bij het veroordelen van valse leraars gebruikt hij een taal
die uiterst krachtig is. Die doet ons denken aan de scherpe
woorden van Jezus en Johannes de Doper aan het adres van de
Sadduceeën en Farizeeën (Mattheüs 3:7; 23:23 t/m 33). Judas
veroordeelt de valse leraars zo heftig wegens zijn liefde voor
zijn broeders en zijn wens dat zij behouden blijven.
Voor het geloof moeten wij dus strijden omdat valse
leraars voortdurend proberen christenen op een dwaalspoor te
brengen. Dit werd door Jezus voorspeld: En vele valse profeten
zullen opstaan en velen zullen zij verleiden (Mattheüs 24:11).
Petrus schreef: Toch zijn er ook valse profeten onder het volk
geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die
verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen (2 Petrus
2:1).
Paulus waarschuwde de oudsten te Efeze: Zelf weet ik,
dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen
binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen
midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken
om de discipelen achter zich aan te trekken (Handelingen
20:29, 30).
Paulus schreef aan de gemeenten te Galatië die door valse
leraars werden beïnvloed: Het verbaast mij, dat gij u zo
schielijk van degene, die u door de genade van Christus
geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat
is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring
brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar
ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie
verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben,
die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik
thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt,
afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!
(Galaten 1:6 t/m 9).
Paulus schreef aan de heiligen te Rome: Maar ik vermaan
u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van
het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de
verleidingen veroorzaken, en mijdt hen (Romeinen 16:17).
Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan
hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven
(Hebreeën 2:1). Wij mogen niet verder gaan dan wat
geschreven staat (1 Korintiërs 4:6).
Judas vermaant ons dus tot het uiterste te strijden om het
geloof tegen valse leraars te verdedigen.
Voor redding moeten wij bij het oorspronkelijk geloof blijven.
Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van
Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel
de Vader als de Zoon (2 Johannes 9).
Christenen moeten gehoor aan het geloof geven
(Handelingen 6:7), zij moeten bij het geloof blijven
(Handelingen 14:22), zij moeten in het geloof bevestigd
worden (Handelingen 16:5; Kolossenzen 2:7), zij moeten in
het geloof staan (1 Korintiërs 16:13), zij moeten gezond in
het geloof zijn (Titus 1:13), zij moeten het geloof behouden
(2 Timoteüs 4:7).
Ook in onze dagen is de vermaning van Judas hard nodig.
Paulus heeft gewaarschuwd: Maar de Geest zegt
nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van
het geloof (1 Timoteüs 4:1). Want er komt een tijd, dat (de
mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar
omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich
(tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de
waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren (2
Timoteüs 4:3, 4). Voor de hedendaagse christenheid kan men
moeilijk een betere beschrijving vinden!
Te midden van zulke wijdverspreide afvalligheid is het niet
gemakkelijk aan het oorspronkelijk geloof trouw te blijven.
In de eerste eeuw waren er christenen die afvallig werden
(1 Timoteüs 1:19; 6:21; 2 Timoteüs 3:8), en ook in onze tijd
zijn er christenen die afvallig worden. In de eerste eeuw waren
er plaatselijke gemeenten die afvallig werden, en ook in onze
tijd zijn er plaatselijke gemeenten die van de waarheid
afdwalen.
Ook ons kan dit gebeuren indien wij niet voortdurend
opletten om afwijkingen van het oorspronkelijk geloof te
vermijden. Wij moeten trouwe volgelingen van Christus zijn en
de gemeente van Christus, zoals door het Nieuwe Testament
voorgeschreven is.
Laat ons de vermaning van Judas ter harte nemen.
Er is slechts één geloof dat redt, het oorspronkelijk geloof
dat in de eerste eeuw werd gepredikt en in het Nieuwe
Testament is bewaard. Laten wij daarom tot het uiterste
strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd
is. Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)