Vreest God!
(1 Petrus 2:17)
Ware gelovigen zijn godvrezende mensen.
Job was vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van
het kwaad (Job 1:1).
God zei aan Abraham, Nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt,
en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden (Genesis
22:12).
Cornelius was een vroom man, die met heel zijn huis God
vreesde (Handelingen 10:2 HSV).
Wat betekent het om God te vrezen?
Godvrezendheid is een overweldigend ontzag voor God dat
ons doet beseffen hoe gering en afhankelijk wij zijn. God is zo
groot en wij zijn zo klein, dat het schrikaanjagend is! Ezechiël
viel op zijn aangezicht toen hij Gods heerlijkheid zag (Ezechiël
1:28). Vrees is de redelijke reactie van een sterfelijke mens in
de aanwezigheid van de Almachtige. Vrees voor God is het
nuchtere besef dat onze eeuwige bestemming van Zijn oordeel
afhangt.
Het woord vrees vindt men in verband met God meer dan
300 keer in de Schrift.
Vrees voor God is een gezonde vrees, zoals vrees voor
vuur of vrees voor het vallen. De uitwerking daarvan is positief.
In wie stelt u meer vertrouwen, een godvrezende, of iemand
die God niet vreest?
Iedere mens op aarde wordt bevolen God te vrezen.
De ganse aarde vreze voor de HERE, al de bewoners der
wereld moeten voor Hem ontzag hebben (Psalm 33:8).
En ik zag een andere engel vliegen in het midden des
hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen
aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam
en taal en natie; en hij zeide met luider stem: Vreest God en
geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en
aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de
waterbronnen gemaakt heeft (Openbaring 14:6, 7).
Wij leren God te vrezen door de Schrift te lezen.
En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de
bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het
Loofhuttenfeest, wanneer geheel Israël opgaat om voor het
aangezicht van de HERE, uw God, te verschijnen, op de plaats
die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel
Israël voorlezen. Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en
kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat
zij ernaar horen en de HERE, uw God, leren vrezen en al de
woorden dezer wet naarstig onderhouden, en opdat hun
kinderen, die er niet van weten, het horen en de HERE, uw God,
leren vrezen (Deuteronomium 31:10 t/m 13).
Door de Schrift te lezen of te horen voorlezen, leren zowel
volwassenen als kinderen God te vrezen.
Wie leiding geeft, behoort God te vrezen.
De koning van Israël moest de Schrift lezen om de Heer te
leren vrezen: Wanneer hij nu op de koninklijke troon gezeten
is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet,
welke bij de levitische priesters berust. Dat zal hij bij zich
hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te
leren de HERE, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze
wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden, opdat zijn
hart zich niet verheffe boven zijn broeders, en hij van het
gebod niet afwijke naar rechts of naar links, opdat hij lange tijd
koning moge blijven, hijzelf en zijn zonen, te midden van
Israël (Deuteronomium 17:18 t/m 20).
Koning David schreef: Israëls God spreekt, Israëls Rots
zegt tot mij: Een rechtvaardige heerser over de mensen, [is]
een heerser in de vreze Gods (2 Samuël 23:3, 4).
Toen Koning Josafat rechters aanstelde, gaf hij hun deze
opdracht: Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak
niet uit voor mensen, maar voor de HERE, die bij u is, als gij
rechtspreekt. Nu dan, de schrik des HEREN zij over u; handelt
nauwgezet, want bij de HERE, onze God, is geen onrecht, geen
partijdigheid noch aanneming van geschenken. ... In de vreze
des HEREN, in getrouwheid en met een volkomen hart zult gij
aldus handelen (2 Kronieken 19:6, 7, 9).
Vrees voor God is een eerste vereiste voor de wijsheid.
De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed
inzicht hebben allen die ze betrachten (Psalm 111:10). De
vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten
wijsheid en tucht (Spreuken 1:7). De vreze des HEREN is het
begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is
verstand (Spreuken 9:10).
Wij vrezen God omdat Hij onze rechter is.
Jezus zei: Mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam
doden en daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u tonen, wie
gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft,
macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest
Hem! (Lucas 12:4, 5).
Hoewel wij God als rechter vrezen, kan echte liefde de
vrees voor straf verdrijven. Er is in de liefde geen vrees, maar
de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt
verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde
(1 Johannes 4:18).
Johannes heeft het over vrees voor straf, niet vrees voor
God. Mensen die God liefhebben, zijn niet bang voor het
oordeel omdat zij God dienen op een Hem welgevallige wijze,
met ontzag en eerbied (Hebreeën 12:28).
Wie God vreest, wordt vertroost: Vrees niet, want Ik ben
met u (Jesaja 41:10). Toen Daniël de Zoon des Mensen zag
[vergelijk Daniël 10:5, 6 met Openbaring 1:12 t/m 15],
sidderden zijn handen en knieën. Hij stond bevend op maar
werd verteld: Vrees niet, Daniël ... Vrees niet, gij zeer
beminde man (Daniël 10:10, 12, 19).
Christenen zijn bevolen hun behoudenis met vreze en
beven te bewerken (Filippenzen 2:12).
Hoewel volmaakte liefde de vrees uitdrijft, bewijst de
afwezigheid van vrees de liefde niet! Wie God niet vreest,
vreest het oordeel ook niet. En velen die menen dat zij
behouden zijn, zullen verloren gaan omdat zij op de Rots niet
hebben gebouwd door Christus te gehoorzamen (Matteüs 7:22,
23). Indien zij God echt lief hadden en de gepaste vrees voor
Hem als rechter hadden, waren zij Christus gehoorzaam.
Wie God vreest, wil Hem behagen.
Van Hizkia, koning van Juda, werd gezegd: Vreesde hij
niet de HERE, zodat hij de gunst des HEREN zocht? (Jeremia
26:19).
Mensen die God vrezen, willen trouw en oprecht zijn.
Jozua vermaande Israël, Welnu, vreest dan de HERE en dient
Hem oprecht en getrouw (Jozua 24:14). Later zei Samuël hun:
Vreest slechts de HERE en dient Hem trouw met uw ganse
hart, want ziet, welke grote dingen Hij onder u gedaan heeft
(1 Samuël 12:24).
God heeft beloofd dat wij Zijn zonen en dochters mogen
zijn, indien wij ons van de onreinheid van de wereld afscheiden
(2 Korintiërs 6:14 t/m 18). In het hoofdstuk daarna vervolgt
Paulus: Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten
wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en
de heiliging volbrengen in het vrezen van God (2 Korintiërs 7:1
HSV).
Wie God vreest, wil Hem gehoorzamen.
Onderhoud de geboden van de HERE, uw God, door in
zijn wegen te wandelen en Hem te vrezen (Deuteronomium
8:6). Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE, uw God, van u dan
de HERE, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen;
Hem lief te hebben; de HERE, uw God, te dienen met uw ganse
hart en met uw ganse ziel? (Deuteronomium 10:12). De
HERE, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, zijn geboden
houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en
aanhangen (Deuteronomium 13:4).
Wie God vreest, wil het kwade vermijden.
Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de HERE en wijk van
het kwaad (Spreuken 3:7). De vreze des HEREN is het kwade
te haten (Spreuken 8:13).
God zorgt voor wie Hem vrezen.
De Engel des HEREN legert Zich rondom wie Hem vrezen,
en redt hen. ... Vreest de HERE, gij, zijn heiligen, want wie Hem
vrezen, hebben geen gebrek (Psalm 34:8, 10).
De HERE is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem
aanroepen in waarheid. Hij vervult de wens van wie Hem
vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen (Psalm
145:18, 19).
Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds
voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in
hen begerig om kwaad te doen, daar een zondaar honderdmaal
kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de
godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; de
goddeloze daarentegen zal het niet welgaan en hij zal zijn
levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God
niet vreest (Prediker 8:11 t/m 13).
Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander,
ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het
en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven,
ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere
houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der
heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen
sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient (Maleachi
3:16, 17).
God verleent genade aan wie Hem vrezen.
En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over
hen die Hem vrezen (Lucas 1:50 HSV). Zie, het oog van de
HEER is over wie Hem vrezen, op hen die op Zijn
goedertierenheid hopen (Psalm 33:18 HSV). De Heer is
goedgezind voor wie Hem vrezen en op Zijn goedertierenheid
hopen (Psalm 147:11 HSV).
Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet
naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven
de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem
vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze
overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn
kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen. Want
Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. De
sterveling - zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des
velds, zo bloeit hij; wanneer de wind daarover is gegaan, is zij
niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. Maar de
goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid
over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen,
over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen
denken om die te doen (Psalm 103:10 t/m 18).
Laten wij in de vreze Gods wandelen.
De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria
had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des
Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de heilige
Geest (Handelingen 9:31).
Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en
onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen
(Prediker 12:13).
Gij, die de HERE vreest, looft Hem! (Psalm 22:23).
Looft onze God, al zijn knechten, die Hem vrezen, gij
kleinen en gij groten! (Openbaring 19:5). Vreest God! Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)