Wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben

Voor immer zijn wij liefde aan elkaar verschuldigd. Maar wat van het eerste gedeelte: “Wees niemand iets schuldig”.

Voor velen is deze tekst problematisch. Sommigen begrijpen die niet, en voor iedereen is de toepassing soms moeilijk.

Wat zijn bijbelse principes van omgang met geld?

“Wees niemand iets schuldig.” Betekent dit dat wij nooit financiële verplichtingen op ons mogen nemen? Te Rome bleef Paulus “twee volle jaar in zijn eigen gehuurde woning” (Handelingen 28:30). Dus was hij kennelijk overeengekomen huur te betalen. Financiële verplichtingen horen nu eenmaal bij het leven. Zolang wij tijdig betalen, zijn wij niemand iets schuldig.

Maar wat als wij verplichtingen opstapelen die onze middelen te boven gaan? Na een tijd zullen wij niet meer kunnen betalen.

Eigenlijk zijn wij allemaal rentmeesters van andermans geld. Het grootste gedeelte van onze maandelijkse inkomsten behoort aan iemand anders. Een deel behoort aan de regering en vadertje staat is verstandig genoeg om zijn deel vooraf van onze loon af te trekken! Indien wij een huis huren, behoort een deel aan onze huisbaas. Indien wij leningen hebben, behoort een deel aan de bank. Ons gezin heeft eten en kleren nodig, dus behoort een deel aan de winkeliers. Energie hebben wij nodig, dus behoort een deel aan de nutsvoorzieningenmaatschappijen. Er is maar een klein gedeelte dat wij vrijelijk mogen uitgeven. Indien wij geen goede rentmeesters zijn, kunnen wij gemakkelijk andermans geld een onjuiste bestemming geven, en niet meer in staat zijn hun deel te overhandigen.

Ik kende een vrouw die een winkel opende en in enkele maanden failliet ging omdat zij dacht dat zij al het geld dat in de lade kwam, zomaar zelf mocht uitgeven!

Ook in geldzaken moeten wij de verleidingen van de satan weerstaan. Problemen kunnen zijn: “geldzucht” (1 Timoteüs 6:10); “de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven” (1 Johannes 2:16); hebzucht (Kolossenzen 3:5); geen billijke loon aan onze arbeiders betalen (Jacobus 5:4); “de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom en de begeerten naar al het andere” (Marcus 4:19). Materialisme kan er de oorzaak van zijn dat wij schulden maken die wij niet kunnen betalen.

“Wees niemand iets schuldig.” Wat zijn enkele gevaren?

In de Schrift worden wij gewaarschuwd voor het gevaar van een borgstelling. “Een mens zonder verstand bevestigt iets met handslag en stelt zich borg voor zijn naaste” (Spreuken 17:18). Waarom is dit gevaarlijk? Indien uw naaste in staat is te betalen, kan hij zelf een eigen borg stellen! Indien u toch beslist zich borg te stellen, denk er aan dat u eventueel gans die schuld zelf zal moeten betalen. Dus moet u ook in staat zijn te betalen zonder uw eigen financiële toestand in gevaar te brengen.

Het principe achter deze waarschuwing is dat wij buitensporige schuldrisico’s moeten vermijden. Indien onze solvabiliteit wordt aangetast, is er groot gevaar dat wij niet in staat zullen zijn om onze schulden te betalen. Solvabel-zijn betekent dat wij al onze schulden kunnen betalen door bezittingen te verkopen.

Betekent het bevel, “Wees niemand iets schuldig,” dat wij niet mogen lenen? In de Schrift wordt het lenen niet verboden, maar wel als iets negatiefs beschouwd, wat het uiteraard is. Een lening is negatief geld.

Toen de Heer beloofde Israël te zegenen indien zij trouw bleven, zei Hij: “Wanneer de HEER, uw God, u gezegend heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, dan zult u aan vele volken leningen verstrekken, maar zelf zult u niets hoeven te lenen” (Deuteronomium 15:6). Wie uitleent heeft macht over wie leent: “Een rijke heerst over armen, en wie leent, wordt slaaf van de uitlener” (Spreuken 22:7).

Toch kan het soms nodig zijn om een lenen aan te gaan. In de volgende twee verzen in Deuteronomium lezen wij: “Maar als er onder u een arme zal zijn, iemand uit uw broeders, binnen één van uw poorten, in uw land, dat de HEER, uw God, u geven zal, dan mag u uw hart niet verstokken, of uw hand sluiten voor uw broeder die arm is. Integendeel, u moet uw hand wijd voor hem opendoen en hem overvloedig lenen, genoeg voor wat hem ontbreekt” (Deuteronomium 15:7, 8). Het is dus niet verkeerd een lening aan te vragen voor iets dat wij nodig hebben, op voorwaarde dat wij in staat zullen zijn die terug te betalen.

Het is verkeerd indien wij niet terugbetalen: “De goddeloze leent en betaalt niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en geeft” (Psalm 37:21).

Dus, om het bevel, “Wees niemand iets schuldig,” te gehoorzamen, moeten wij oppassen dat wij niet meer ontlenen dan wat wij terug kunnen betalen. Wanneer wij een lening hebben, zijn wij niemand iets schuldig tot de datum van betaling. Indien wij op de overeengekomen data terugbetalingen maken, zijn wij niemand iets schuldig.

Een lening dient op één of andere wijze gedekt te zijn. Indien bv. wegens onvoorziene omstandigheden wij niet in staat zijn onze autolening te betalen, moeten wij toch in staat zijn te betalen door de auto te verkopen.

Verzekering kan ook een noodzakelijk deel van de dekking zijn. Ik ken iemand persoonlijk die vijf jaar lang een lening moest afbetalen op een wagen die niet meer bestond omdat die zomaar bij het rijden in brand was gevlogen en niet verzekerd was. En hij was zelf verzekeringsvertegenwoordiger!

Hetzelfde geldt bij de aankoop van een huis met hypotheek. Indien men de afbetalingen niet meer kan betalen, moet het mogelijk zijn, door verkoop van het huis, de lening terug te betalen.

Het is echter niet voldoende dat de hoofdsom met een tegenwaarde gedekt is, de afbetalingen moeten ook binnen ons bereik zijn.

Hier belanden velen in moeilijkheden. In onze maatschappij is het gemakkelijk meer te ontlenen dan wat wij kunnen terugbetalen. Wanneer wij iets met krediet kunnen bekomen, kan de verleiding groot zijn om een duurdere wagen of huis bv. aan te schaffen dan wat wij ons kunnen permitteren.

Waarom is het zo gemakkelijk krediet te bekomen? Omdat degenen die ons krediet aanbieden geld aan ons willen verdienen, al is het tot ons nadeel.

In mijn zak heb ik iets dat uiterst gevaarlijk is: een kredietkaart. Eerst moet men iets heel eenvoudig en fundamenteel begrijpen. Een kredietkaart is GEEN GELD. Daarmee belooft men maar geld te betalen.

Die is gevaarlijk omdat u daarmee gemakkelijk kunt beloven meer te betalen dan u zich kunt veroorloven. U kunt aankopen doen met geld dat u niet hebt. U kunt naar het vliegveld gaan en een biljet bekomen om halverwege rond de aarde te vliegen en terug, zelfs indien u het geld niet hebt.

Een kredietkaart kan waardevol zijn om krediet voor één maand te bekomen. Indien u de rekening iedere maand volledig betaalt, wordt geen rente aangerekend.

Indien u die niet volledig betaalt, is de rente die men aanrekent uitermate hoog, en u kunt gemakkelijk een schuld opbouwen die u niet meer kan terugbetalen. Het kan een vorm van schuldslavernij worden. Uw ziel wordt verkocht, niet aan de winkel van uw werkgever, maar aan de kredietkaartmaatschappij.

Zo gaat het: Eén maand gebruikt u uw kaart om meer te kopen dan u zich kan veroorloven. Dus op het einde van de maand bent u niet in staat gans het bedrag te betalen. Of, indien u alles betaalt, hebt u niet voldoende geld over voor de maand daarna. Dus bent u nu gedwongen uw kaart te gebruiken omdat al uw geld weg is. En indien u nogmaals meer met uw kaart koopt dan u zich kan permitteren (het is gemakkelijk te doen), wordt uw negatieve balans nog groter. Uw schuld escaleert omdat u iedere maand op uw groeiende schuld hoge rente moet betalen.
14:32.0

Wanneer u met een kredietkaart inkopen doet, is er geen vast limiet aan wat u kunt uitgeven.

Kredietkaartmaatschappijen stellen een hoog maximum krediet om de kaartgebruiker te lokken grotere schulden te maken wat meer winst voor hen betekent. Zij maken het ook gemakkelijk slechts een deel te betalen door iedere maand een lage minimum afbetaling te stellen. Op wat u niet betaalt, innen zij toch hoge rente!

Kredietkaartschuld is een voorname oorzaak van persoonlijke faillissementen.

Een studie van de Ministerie van Justitie in de VS in 2000 stelde vast dat in 74% van de persoonlijke faillissementen kredietkaartschuld een belangrijke rol speelde, en dat in 42% van de faillissementen er kredietkaartschulden tussen $10.000 en $50.000 waren, in 7% kredietkaartschulden van meer dan $50.000 en in 3% kredietkaartschulden van meer dan $75.000. Wie hoge kredietkaartschulden hadden, waren gewoonlijk in het bezit van meerdere kredietkaarten wegens de agressieve marketing van de kredietkaartmaatschappijen.

Wie meer krediet gebruikt dan hij kan afbetalen, gehoorzaamt het bevel niet: “Wees niemand iets schuldig”.

Om God hierin te gehoorzamen, moeten onze uitgaven minder zijn dan onze inkomsten. Zo eenvoudig is het. Indien wij zelfs een beetje meer iedere maand uitgeven dan wat binnenkomt, zullen onze schulden groter en groter worden. De eerste regel indien wij ons in een put bevinden, is: ophouden met graven! De put moet gedicht worden.

Indien u slachtoffer van de kredietventers bent geworden, en zich in een schijnbaar hopeloze toestand bevindt, vraag om raad, òf van iemand in de gemeente, òf van een gratis onafhankelijke gezinsfinanciën raadgeving dienst. Maar pas op voor woekeraars die zich als financiële raadgevers profileren! Iemand die u geld wil lenen, is niet de beste bron van raad.

Christenen moeten hun belastingen betalen: “Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn. Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt” (Romeinen 13:6, 7).

Als christenen behoren wij naar vermogen te geven (1 Korintiërs 16:2) en zoals wij in ons hart voorgenomen hebben (2 Korintiërs 9:7). Dit is alleen mogelijk met wat planning.

Jezus trok een geestelijke les uit de waarheid dat iemand die een toren wil bouwen, eerst moet gaan zitten om de kosten te berekenen, of hij de middelen wel heeft om het werk te voltooien (Lucas 14:28).

Om het bevel te gehoorzamen, “Wees niemand iets schuldig,” moeten wij ook iets opzij leggen voor buitengewone uitgaven. Zelfs onder normale omstandigheden, zijn er bepaalde perioden van het jaar en bepaalde aangelegenheden in het leven, wanneer de uitgaven hoger dan normaal zijn. Hiervoor is sparen noodzakelijk, wat betekent dat onze normale uitgaven minder dan onze inkomsten moeten zijn. In karige tijden kunnen wij niets sparen. En wellicht hebben wij allen zulke tijden meegemaakt. Maar als het dan wat beter gaat, is het verstandig iets op zij te leggen.

“In de woning van een wijze ligt een begerenswaardige schat en olie, maar een dwaze mens verspilt die” (Spreuken 21:20).

Denk aan de verloren zoon. Hij verspilde gans zijn erfenis. Hij heeft zich bekeerd en ging terug naar zijn vader, maar zijn erfenis was weg.

Tot nu toe hebben wij hoofdzakelijk over zuinigheid gesproken, om het bevel te kunnen gehoorzamen, “Wees niemand iets schuldig.” Maar zuinigheid helpt niet als wij geen inkomsten hebben.

De wereld is ons een bestaan niet verschuldigd. Wij moeten werken om onze eigen onkosten te betalen. “Wij roepen u er echter toe op, broeders, dat nog veel meer te doen, en er een eer in te stellen rustig te zijn en uw eigen zaken te behartigen en te werken met uw eigen handen, zoals wij u bevolen hebben, opdat u op een gepaste wijze wandelt ten opzichte van hen die buitenstaan, en niets nodig hebt” (1 Tessalonicenzen 4:10 t/m 12). Wij dienen te werken, niet alleen om in onze eigen noden te voorzien, maar ook “om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft” (Efeziërs 4:28).

Paulus schreef ook: “En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heer Jezus Christus, dat u afstand neemt van iedere broeder die ongeregeld wandelt en niet naar de overlevering die hij van ons ontvangen heeft. Want u weet zelf hoe men ons behoort na te volgen. Wij hebben ons immers niet ongeregeld gedragen in uw midden en wij hebben bij niemand brood gegeten voor niets, maar met inspanning en moeite werkten wij nacht en dag om niemand van u tot last te zijn. Niet dat wij de bevoegdheid niet hebben, maar wij handelden zo opdat wij onszelf voor u tot een voorbeeld zouden stellen om ons na te volgen. Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten. Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen; zij werken niet, maar zijn bezig met nutteloze dingen. Zulke mensen bevelen wij en sporen wij namens onze Heer Jezus Christus aan dat zij in alle rust aan het werk gaan en hun eigen brood eten” (2 Tessalonicenzen 3:6 t/m 12).

Onlangs stelde een broeder in het buitenland, die zonder werk is, mij een vraag over deze tekst. Ik heb hem erop gewezen, dat er niet staat, “als iemand zonder werk is,” maar “als iemand niet wil werken.”

Omstandigheden kunnen verschillen, maar in eerste instantie is het de man die verantwoordelijk is om brood voor zijn gezin te verdienen: “met zwoegen” en “in het zweet” van zijn gezicht (Genesis 3:17 t/m 19). Vrouwen dienen “voor hun huishouden” te zorgen (Titus 2:5; zie ook 1 Timoteüs 5:14).

Jezus heeft beloofd dat God in onze noden zal voorzien indien wij “het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid” eerst zoeken (Matteüs 6:33).

Laten wij voor ons dagelijks brood bidden en werken opdat in onze noden wordt voorzien en wij iets over hebben om aan de Heer te geven en met de behoeftigen te delen. Laten wij niemand iets schuldig zijn dan elkaar lief te hebben (Romeinen 13:8).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Herziene Staten Vertaling,
(tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)