Echtbrekers zal God oordelen
"Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed
onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen"
(Hebreeën 13:4).
Wie overspel pleegt is een dwaas die zijn eigen
ondergang bewerkt.
"Zal iemand vuur in zijn boezem halen, zonder dat
zijn klederen in brand geraken? Of zal iemand op gloeiende kolen
lopen, zonder dat zijn voeten verbranden? Aldus hij, die tot de
vrouw van zijn naaste komt; niemand die haar aanraakt, gaat
vrijuit" (Spreuken 6:27-29).
"Wie overspel pleegt met een vrouw, is
verstandeloos; wie dit doet, richt zichzelf te gronde. Schade en
schande verkrijgt hij, zijn smaad is onuitwisbaar" (Spreuken
6:32,33).
De wijsheid redt "van de vreemde vrouw, van de
onbekende die gladde woorden spreekt, die de echtvriend van haar
jeugd verlaat en het verbond van haar God vergeet; want haar huis
zinkt weg naar de dood, haar paden voeren naar de schimmen; niet
één van allen die tot haar gaan, keert weder, en zij
bereiken de paden des levens niet" (Spreuken
2:6,16-19).
Deze overspeelster verlaat de echtvriend van haar
jeugd en vergeet het verbond van haar God. Overspel is zonde tegen
mens en God.
Jozef bleef aan God en medemens trouw toen hij op
de proef werd gesteld. Als slaaf werd hij rentmeester van Potifar.
"Hierna sloeg de vrouw van zijn heer haar ogen op Jozef, en zij
zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij weigerde en zeide tot de vrouw
van zijn heer: Zie, mijn heer bemoeit zich, met mij naast zich, met
niets van wat er in huis is, en alles wat hij heeft, heeft hij in
mijn hand gegeven; niemand is in dit huis machtiger dan ik, en hij
heeft mij niets onthouden dan alleen u, omdat gij zijn vrouw zijt;
hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God? En
ofschoon zij dag aan dag tot Jozef sprak, voldeed hij niet aan haar
wens bij haar te gaan liggen en omgang met haar te hebben. Op
zekere dag kwam hij het huis binnen om zijn werk te verrichten,
terwijl niemand van de huisgenoten daar in huis was. Toen greep zij
hem bij zijn kleed en zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij liet zijn
kleed in haar hand achter, vluchtte en liep naar buiten. Toen zij
nu zag, dat hij zijn kleed in haar hand achtergelaten had en naar
buiten gevlucht was, riep zij haar huisgenoten en zeide tot hen:
Ziet toch, hij heeft ons een Hebreeuwse man gebracht opdat deze
zijn spel met ons drijve; hij is bij mij gekomen om bij mij te
liggen, maar ik heb met luider stem geroepen; en toen hij hoorde,
dat ik mijn stem verhief en riep, liet hij zijn kleed bij mij
achter, vluchtte en liep naar buiten. Daarop legde zij zijn kleed
bij zich neer, totdat zijn heer thuiskwam. En zij sprak tot hem in
dezer voege: Die Hebreeuwse slaaf, die gij ons gebracht hebt, is
bij mij gekomen om zijn spel met mij te drijven. Maar toen ik mijn
stem verhief en riep, heeft hij zijn kleed bij mij achtergelaten en
is naar buiten gevlucht. Zodra zijn heer de woorden hoorde, die
zijn vrouw tot hem sprak: zo en zo heeft uw slaaf mij gedaan,
ontbrandde zijn toorn. En Jozefs heer greep hem en wierp hem in de
gevangenis" (Genesis 39:7-19).
Jozef vertrouwde op God. Al werd hij door zijn
eigen broers in slavernij verkocht, bleef hij God en zijn meester
trouw. Al werd hij valselijk beschuldigd en in de gevangenis
opgesloten, weigerde hij het kwade te doen. En de onzichtbare God
in wie Jozef zijn vertrouwen stelde, had voor hem een onzichtbaar
plan (Genesis 50:19,20) zoals Hij trouwens ook heeft voor ieder
mens die Hem liefheeft (Romeinen 8:28). Laat de woorden van Jozef
ook u behoeden: "Hoe zou ik dit grote kwaad doen en zondigen tegen
God?"
Het huwelijk is door God ingesteld. Bij ieder
huwelijk is Hij Getuige. Wie zondigt tegen God en mens door
overspel te plegen, zal niet ongestraft blijven.
Maleachi stelde de vraag: "Hebben wij niet allen
één Vader? Heeft niet één God ons
geschapen? Waarom zijn wij dan trouweloos tegenover elkander en
ontheiligen het verbond van onze vaderen?" (Maleachi 2:10). En op
de vraag waarom God niet meer naar het volk luisterde, gaf Maleachi
ten antwoord: "Omdat de HERE getuige geweest is tussen u en de
vrouw uwer jeugd, aan wie gij ontrouw geworden zijt, terwijl zij
toch uw gezellin en uw wettige vrouw is. Niet één
doet zo, die voldoende geest bezit, want wat zoekt die éne?
Het zaad Gods. Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht, en dat men
niet ontrouw worde aan de vrouw zijner jeugd. Want Ik haat de
echtscheiding, zegt de HERE de God van Israël, en dat men zijn
gewaad met geweldpleging overdekt, zegt de HERE der heerscharen.
Daarom, weest op uw hoede voor uw hartstocht en weest niet ontrouw"
(Maleachi 2:14-16).
"Gij zult niet echtbreken" was één
van de tien geboden (Exodus 20:14; Deuteronomium 5:18). Op een
overtreding stond de doodstraf: "En een man, die echtbreuk pleegt
met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn naaste,
zal zeker ter dood gebracht worden; zowel de overspeler als de
overspeelster" (Leviticus 20:10).
In het Nieuwe Testament wordt dit gebod
herhaald en verscherpt doordat de geestelijke grond daarvan wordt
beklemtoond.
"Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te
hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want de
geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij
zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook
zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben
als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde
de vervulling van de wet" (Romeinen 13:8-10).
Wie God en medemens liefheeft, zal geen overspel
plegen.
Jezus kwam om het kwade in het hart van de mensen
te overwinnen door hun Gods Geest te schenken (Johannes 4:14;
7:37-39). "Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de
kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk,
hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog,
godslasteringen, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen
van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein" (Marcus
7:21-23).
Het uiterlijk verbod blijft uiteraard geldig en
de overspelers worden door God gestraft (1 Korintiërs
6:9; 1 Timoteüs 1:8-11; Hebreeën
13:4).
Dat men uiterlijk geen overspel pleegt, is echter
niet voldoende. Jezus wil het hart veranderen: "Gij hebt gehoord,
dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een
ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart
reeds echtbreuk met haar gepleegd. Indien dan uw rechteroog u tot
zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is
beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet
uw gehele lichaam in de hel geworpen worde" (Matteüs
5:27-29).
Men moet opletten hoe en waar men kijkt.
Job -- van wie werd getuigd dat hij vroom, oprecht, godvrezend
en wijkende van het kwaad was -- begreep het belang van het
hart en van de ogen. Toen hij zijn onschuld verdedigde tegenover
zijn drie 'vrienden' zei hij: "Ik had met mijn ogen een verbond
gesloten, hoe zou ik dan een maagd hebben aangezien?" (Job 31:1).
"Indien mijn hart zich heeft laten lokken tot een vrouw, en ik
geloerd heb aan de deur van mijn naaste, dan moge mijn vrouw voor
een ander malen, en mogen anderen zich over haar neerbuigen. Want
dat zou een schande zijn, ja, een ongerechtigheid, voor de rechter
te boeten. Voorzeker, het zou een vuur zijn, dat ten verderve zou
doorvreten en mijn ganse opbrengst zou verdelgen" (Job
31:9-12).
Zoals Job, dienen wij een verbond met onze ogen
te sluiten en te zorgen dat wij geen verkeerde verlangens in ons
hart koesteren, maar dat ons hart vol is met de liefde van God en
dat Zijn Geest in ons woont.
Wie hertrouwt na een scheiding pleegt overspel.
Jezus zei: "Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt
echtbreuk ten opzichte van haar; en indien zij haar man verlaat en
een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk" (Marcus 10:11,12). "En
ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt
echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is,
trouwt, pleegt echtbreuk" (Lucas 16:18).
Alleen wanneer een huwelijkspartner ontucht
pleegt, mag de trouwgebleven partner de overspelige verstoten: "Een
ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht,
maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een
weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk" (Matteüs 5:32). "Wie
zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere
trouwt, pleegt echtbreuk" (Matteüs 19:9).
Beeldspraak gebaseerd op een dergelijke scheiding
vinden wij in het Oude Testament. In verband met de afgoderij
van Israël, die geestelijk overspel is, zei God: "Maar Ik zag,
toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk,
verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, dat haar zuster,
Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en
eveneens ontucht pleegde; en door haar lichtvaardig gepleegde
ontucht ontwijdde zij het land; ja, zij bedreef overspel met steen
en met hout" (Jeremia 3:8,9).
Hoewel Jezus de allerhoogste normen handhaaft, is
Hij tegelijkertijd bereid genade te verlenen aan zondaars die zich
bekeren. Doch met schijnheiligheid heeft Hij geen
geduld.
"En de schriftgeleerden en de Farizeeën
brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij stelden haar in het
midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad
betrapt bij het plegen van overspel; en in de wet heeft Mozes ons
bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij? En dit zeiden
zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem
aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op
de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en
zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen
naar haar. En weer bukte Hij neder en schreef op de grond. Maar
toen zij dit hoorden, gingen zij één voor
één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten
Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en
zeide tot haar: Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld?
En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u
niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!" (Johannes
8:3-11).
De schijnheiligen die deze vrouw voor Jezus
hadden geleid, verjoeg Hij met enkele woorden. De vrouw werd
vergeven met de waarschuwing dat zij niet meer mocht
zondigen.
Overspeligen kunnen vergeving ontvangen indien
zij zich bekeren. "Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te
komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging
aanliggen. En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend
stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de
Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij
ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar
tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar
hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de
Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij
zichzelf: Indien deze [de] profeet was, zou Hij wel weten, wie en
wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. En
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen.
Hij zeide: Meester, zeg het. Een schuldeiser had twee schuldenaars.
De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig.
Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van
hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik
onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide
tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende,
zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis
gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij
heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren
afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van
dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen.
Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre
mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar
vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar
wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide
tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel
waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs
de zonden vergeeft? En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u
behouden, ga heen in vrede!" (Lucas 7:36-50).
Wie overspel pleegt is een dwaas die zijn eigen
ondergang bewerkt. Bij overspel zondigt men zowel tegen een
huwelijkspartner als tegen God. God is getuige bij ieder huwelijk,
en ontrouw zal Hij straffen.
Jezus legt de klemtoon op het hart. Wie God en
medemens liefheeft zal geen overspel plegen. Wie hertrouwt na een
onrechtmatige scheiding pleegt overspel. Jezus is bereid vergeving
te schenken, maar slechts op voorwaarde dat men zich
bekeert.
"Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed
onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen"
(Hebreeën 13:4).
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).