Hoe kunnen wij de waarheid kennen?

Deze vraag is fundamenteel in de godsdienstige wereld.

Vooral in oosterse godsdiensten gelooft men dat de bron van de waarheid in het binnenste van de mens ligt. Men hoort verklaringen zoals: "Er is een boek van kennis in het binnenste van iedere mens!" "Men krijgt alle waarheid uit het boek van kennis binnen in zich." "Wij halen de aloude innerlijke wijsheid en kosmische kennis naar boven, wij maken die toegankelijk en toepasselijk!"

Om toegang tot deze "innerlijke waarheid" te krijgen, moet men lichamelijke bewegingen maken, mantras herhalen, en mediteren.

Volgens de joodse en christelijke schriften werd de waarheid door God in woorden geopenbaard, die voor latere geslachten als heilige Schrift zijn opgeschreven.

Jeremia zegt: "Ik weet, o HERE, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten" (Jeremia 10:23).

Men kan de waarheid niet zomaar uit zichzelf putten! Zonder kennis van de Schrift is veel van wat men meent te weten gewoon niet waar. "Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood" (Spreuken 14:12). Judas schreef: "Zij echter lasteren al wat zij niet kennen en in hetgeen zij, gelijk de redeloze wezens, van nature weten, ligt hun verderf" (Judas 10).

In ons eigen hart kunnen wij de waarheid niet vinden. "Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het" (Jeremia 17:9). Hoe kan men in een arglistig en verderfelijk hart de waarheid vinden?

"Maar zij kennen de gedachten des HEREN niet en verstaan zijn raadslag niet" (Micha 4:12). "Er is niemand, die verstandig is" (Romeinen 3:11). "De weg des vredes kennen zij niet" (Jesaja 59:8). "Zij weten niets en begrijpen niets, in duisternis wandelen zij rond" (Psalm 82:5).

Zonder openbaring van God doolt men rond in het duister op geestelijk gebied. Het licht van Gods woord heeft men nodig om de goede weg te vinden: "Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad" (Psalm 119:105).

De Schrift verlicht ons.

"En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken" (2 Petrus 1:19 t/m 21).

Jezus zei aan de godsdienstige leiders: "Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet kent noch de kracht Gods?" (Marcus 12:24).

Paulus schreef aan Timoteüs: "Maar slechte mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger komen; zij verleiden en worden verleid. Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Timoteüs 3:13 t/m 17).

Door de komst van Christus werd het geheimenis van het heil geopenbaard en op Gods bevel aan alle volken door profetische schriften bekendgemaakt. Paulus verheerlijkt God, "die bij machte is u te versterken -- naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken" (Romeinen 16:25, 26).

God is niet door menselijke wijsheid te kennen: "Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven" (1 Korintiërs 1:21).

De waarheid wordt niet in het binnenste van de mens gevonden. God is de bron van de waarheid. Hij heeft het geheimenis geopenbaard en door profetische schriften aan alle natiën bekendgemaakt. "Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden" (Romeinen 15:4).

Door de Schrift leren wij Christus kennen, die de weg, de waarheid en het leven is (Johannes 14:6). Aan het einde van zijn Evangelie schreef Johannes: "Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam" (Johannes 20:30, 31). Aan het begin van zijn Evangelie, zegt Lucas dat hij alles in geregelde orde voor ons te boek heeft gesteld opdat wij de betrouwbaarheid zouden erkennen van het onderricht dat wij hebben ontvangen (Lucas 1:3, 4).

Door de Schrift kennen wij de leer van Christus. Paulus zei aan Timoteüs: "Dit schrijf ik u, hoewel ik vrij spoedig tot u hoop te komen. Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid" (1 Timoteüs 3:14, 15).

Kort voor zijn dood schreef Petrus: "Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland" (2 Petrus 3:1, 2).

Petrus verwijst ook naar de geschriften van Paulus: "En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft" (2 Petrus 3:15).

Om de waarheid te kennen, moeten wij de wil van God willen doen. Jezus zei: "Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek" (Johannes 7:16, 17).

Om de waarheid te kennen moeten wij in de leer van Christus blijven. "Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken" (Johannes 8:31, 32). Dit zei Jezus aan mensen die geloofden. Het is niet voldoende in Jezus te geloven. Wij kunnen de waarheid uitsluitend kennen indien wij in Zijn woord blijven. Om de waarheid echt te kennen, moeten wij de waarheid ervaren door volgens de waarheid te leven, door in de leer van Christus te blijven: "Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon" (2 Johannes 9).

Paulus zei dat sommigen zich van de waarheid zouden afkeren: "Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren" (2 Timoteüs 4:3, 4).

Hoe kunnen wij de waarheid kennen? Men kan de waarheid niet zomaar uit zichzelf putten! Zonder openbaring van God zwerft men in het duister rond. Het woord van God is een licht op ons pad. De Schrift kan ons wijs maken tot zaligheid.

"Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Timoteüs 3:16, 17).

Door profetische schriften wordt de waarheid aan alle natiën bekendgemaakt. Door de Schrift leren wij Christus kennen, die de weg, de waarheid en het leven is. Door de Schrift leren wij hoe wij ons in het huis Gods moeten gedragen. Om de waarheid te kennen moeten wij de wil van God willen doen en moeten wij in de leer van Christus blijven.

Zoals de mensen te Berea, laten wij de Schrift dagelijks onderzoeken om te weten wat waar is (Handelingen 17:11). Laten wij oppassen dat wij niet "door de dwaling der zedelozen medegesleept" worden, door mensen die "de Schriften verdraaien", maar laten wij opwassen "in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus" (2 Petrus 3:16 t/m 18).

Dan kunnen wij de waarheid kennen.

Roy Davison


Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)