“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:8).

De leer van Christus is niet veranderd.

Daar Jezus en Zijn woord niet veranderen, Zijn leer ook niet.

“Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen” (Hebreeën 13:9).

Deze waarschuwing veronderstelt dat men een onderscheid kan maken tussen de leer van Christus en een leer die daaraan vreemd is.

Hoe kunnen wij dit onderscheid maken?

Ten eerste, onze houding moet juist zijn. “Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek” (Johannes 7:16, 17). Wij moeten Gods wil echt willen doen. Alleen dan kunnen wij de leer herkennen die van God komt. Wij moeten zorgvuldig de “goede leer” volgen (1 Timoteüs 4:6).

Indien wij Gods wil niet willen doen, zullen wij ons door één of andere valse leer laten misleiden. Mensen die de waarheid niet liefhebben, zijn in staat een leugen te geloven (2 Tessalonicenzen 2:9 t/m 12). Paulus waarschuwde: “Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren” (2 Timoteüs 4:3, 4). Wanneer mensen “hun eigen begeerte” willen volgen, gaan zij op zoek naar valse leraars die hen vertellen wat zij willen horen.

Het is een kwestie van het hart. Zoals Paulus naar de christenen te Rome schreef: “Welnu, God zij dank: gij zijt wel slaven der zonde geweest, maar van harte hebt gij u onderworpen aan die bepaalde vorm van lering, waaraan gij u hebt overgegeven” (Romeinen 6:17 -- Petrus Canisius). Ons leven, onze dienst, onze aanbidding zijn ondergeschikt aan een vorm van leer die wij gewillig gehoorzamen.

Ten tweede, wij moeten de Schrift kennen om een onderscheid tussen valse leer en de leer van Christus te maken. “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid” (2 Timoteüs 3:16).

Ten derde, wij moeten valse leraars mijden. “Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen” (Romeinen 16:17). “Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken” (2 Johannes 9 t/m 11). “Al wat verder ingaat tegen de gezonde leer” is fout (1 Timoteüs 1:10).

Ten vierde, wij moeten actieve leden van het lichaam van Christus zijn.

“En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus” (Efeziërs 4:11 t/m 15).

Om te voorkomen dat wij door allerlei wind van leer heen en weer geslingerd worden, moeten wij in gemeenschap met de apostelen en profeten van onze Heer zijn, die samen met Christus het fundament van de gemeente vormen, “gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is” (Efeziërs 2:20).

De apostel Johannes verklaart: “Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3). Petrus schrijft: “Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland” (2 Petrus 3:1, 2). Door het geschreven woord hebben wij gemeenschap met de apostelen, en daardoor met de Vader en de Zoon. Wij moeten blijven “volharden bij het onderwijs der apostelen” (Handelingen 2:42).

Evangelisten, oudsten en leraars helpen ons om in Christus op te wassen opdat wij niet heen en weer geslingerd worden door vreemde leer.

Evangelisten moeten anderen “bevelen geen andere leer te brengen” (1 Timoteüs 1:3). Zij moeten uitkomen “voor hetgeen met de gezonde leer strookt” (Titus 2:1). Zij moeten een voorbeeld tonen van “zuiverheid in de leer” (Titus 2:7).

Een ouderling moet zich houden “aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen” (Titus 1:9).

Actief-zijn in een trouwe gemeente behoedt ons ervoor dat wij door valse leerstellingen heen en weer worden gewaaid.

Dwaalleer is uit den boze. Paulus schreef: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen” (1 Timoteüs 4:1).

Zullen wij in de leer van Christus blijven, of naar de leringen van boze geesten luisteren?

Onze aanbidding is waardeloos indien wij de leerstellingen van mensen verkondigen i.p.v. de leer van Christus. Van mensen die Gods woord verwerpen ter wille van tradities wordt gezegd: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn” (Matteüs 15:8, 9).

Door de eeuwen heen zijn twee soorten dwaalleringen wijd verspreid. Sommigen vinden het onnodig om Gods woord zorgvuldig te volgen; anderen, die beweren het woord te volgen, voegen hun eigen reglementen eraan toe. In de tijd van Christus verwierpen de Sadduceeën Gods woord, en de Farizeeën voegden hun eigen reglementen eraan toe. Jezus waarschuwt ons voor deze twee dwalingen: “Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem [der broden], maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën” (Matteüs 16:11, 12).

Het geloof is onveranderd.

Daar de leer dezelfde blijft, verandert het geloof ook niet. Het geloof is de leer van Christus geloofd. Er is “één geloof” (Efeziërs 4:5).

Wij moeten “bij het geloof” blijven (Handelingen 14:22; Kolossenzen 1:23). Judas vermaant ons “tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is” (Judas 3).

Wij moeten “het geloof behouden” (2 Timoteüs 4:7). Wij moeten “gezond zijn in het geloof” (Titus 1:13). Wij moeten “in het geloof staan” (1 Korintiërs 16:13). Wij moeten “vast in het geloof” zijn (1 Petrus 5:9). Wij moeten “bevestigd in het geloof” zijn (Kolossenzen 2:7). Wij mogen niet “afvallen van het geloof” (1 Timoteüs 4:1) of “van het geloof afdwalen” (1 Timoteüs 6:10, 21).

Paulus zegt ons: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt” (2 Korintiërs 13:5).

Het evangelie is onveranderd.

Het evangelie is de leer van Christus verkondigd. Aangezien de leer niet verandert, mag het evangelie ook niet veranderd worden.

Paulus schreef aan de Galaten: “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!” (Galaten 1:6 t/m 9).

Bij het verkondigen van het evangelie moeten wij de mensen zeggen wie Jezus is, dat Hij voor onze zonden is gestorven, en dat hij uit de dood is opgestaan. “Deze Jezus heeft God opgewekt” (Handelingen 2:32). God heeft Hem “èn tot Here èn tot Christus gemaakt” (Handelingen 2:36). “Hij is een verzoening voor onze zonden” (1 Johannes 2:2). “Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken” (Handelingen 5:31). “Terstond verkondigde hij in de synagogen, dat Jezus de Zoon van God is” (Handelingen 9:20). “Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden” (Handelingen 10:42).

Bij het verkondigen van het evangelie moeten wij de mensen ook vertellen wat zij moeten doen om behouden te worden. Jezus beveelt Zijn volgelingen: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Marcus 16:15, 16). Petrus beval de toehoorders op Pinksteren: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden” (Handelingen 2:38). Paulus schreef: “Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis” (Romeinen 10:9, 10).

“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen” (Hebreeën 13:8, 9). Zijn leer is onveranderd. Het geloof is onveranderd. Het evangelie is onveranderd. Indien u datzelfde evangelie van harte gehoorzaamt, kan u gered worden door het bloed van de Christus die niet verandert, en eeuwig leven hebben.

Indien u in Christus gelooft, zich van uw zonden bekeert, Christus belijdt en zich in Zijn naam tot vergeving van zonden laat dopen, wordt u een christen zoals de christenen in het Nieuwe Testament.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Naar inhoudstabel
Naar volgende lezing

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)